Journalistiek ontdekt Internet

Sterven is de meest efficiënte manier om onsterfelijk te worden. Sinds vorige week geldt dat ook op Internet. Week dertien van 1997 kan in de annalen van de Nederlandse journalistiek worden bijgeschreven als de grote Internet- ommekeer. In precies een week tijd lieten journalisten hun reserves tegen het nieuwe medium vallen en stroomden de kolommen vol met nieuws, commentaren en citaten die zo van het net werden geplukt.

Het begon vorige week maandag met de knokpartij tussen Amsterdamse en Rotterdamse voetbalfundamentalisten. Verslaggevers doopten hun - inmiddels virtuele - pen met graagte in de krokodillentranen die rijkelijk over het net vloeiden. Homepages van voetbalfans werden aangehaald en online discussies werden gevolgd om de sfeer in supporterskringen weer te geven. Er ontstond een nieuw fenomeen: het digitale straatinterview. Internet bleek een wereldwijde Albert-Cuypmarkt waar journalisten zich naartoe spoeden als ze bij gebrek aan materiaal de mening van 'de man in de straat' willen peilen.

Het NOS-journaal toonde een inktzwarte Internetpagina, The Hooligan Dome, waar in kapitale witte letters het leed van de F-side werd uitgeschreeuwd: 'Wij zullen deze laffe moord op jou nooit vergeten.'

Een paar dagen later was het weer raak. Een Amerikaanse zelfmoordsekte, liet bewust zijn gedachtengoed achter op het net. Journalisten hoefden niet meer te wachten op politieverklaringen, maar konden à la minute zelf aan het speuren slaan zonder achter hun bureau vandaan te komen. NRC Handelsblad koos er zelfs voor een afbeelding van de kermisachtige homepage van de sekte in vol ornaat op de voorpagina te plaatsen. Terecht, want het bijna psychedelische beeld vertelde meer dan de foto's van in stapelbedden liggende lijken. Het was wellicht de eerste foto op een voorpagina waar geen camera aan te pas was gekomen en die toch kan worden gezien als fotojournalistiek.

De ommezwaai is opvallend, omdat journalisten als beroepsgroep tot vorige week maandag misschien wel het meest afwijzend stonden tegenover het nieuwe medium. 'Internetjournalistiek' werd gezien als een vorm van degeneratie. De informatie zou immers vaak oncontroleerbaar zijn en afzenders bevinden zich meestal buiten de Nederlandse grenzen als ze al niet helemaal anoniem zijn. Bovendien wordt de sfeer 'ter plekke' gemist.

Al die bezwaren leken vorige week plots weggevaagd. Internet bleek wel degelijk een sfeer te hebben die in woorden te vangen is. Homepages en discussies geven meer inzicht in het gedachtengoed dan supporters die zich stijf van de pillen en drank via camera's de huiskamers in lallen. En waar iemand zich op deze planeet bevindt, doet al helemaal niet meer ter zake in de global village. De mening van een Feyenoordfan in Texas, kan net zo relevant zijn als die van de supporter bij het stadionhek, ontdekte men.

Zoals vaker maakte vervolgens de goudkoorts zich meester van de ontdekkers. Alle principes en scepsis werden in een klap overboord gezet. Waarheid en nieuws werden zo met elkaar vereenzelvigd dat zelfs de meest essentiële controle-mogelijkheden, die op het net misschien wel ruimer voorhanden zijn dan elders, achterwege bleven. Dagblad Trouw meldde pontificaal op de voorpagina dat 'relschoppers' via het net afspraken maakten voor een volgende voetbalconfrontatie 'op de Maasvlakte' en noemden ze met naam en toenaam. Een eenvoudige zoekopdracht had binnen enkele seconden duidelijk gemaakt dat het hier om balorigheid van plaatselijke geinponems ging. Het gebruiken van zoekfuncties was kennelijk geen onderdeel geweest van de les Internetjournalistiek die in allerijl gevolgd was.

Tegelijkertijd werd ook de andere kant, die van de gebruikers, duidelijk gemaakt dat Internet een volwassen medium is. In een newsgroup voor gepensioneerden, soc.retirement, meldde een Amerikaan dat hij onverwacht was benaderd door de omroep CBS, omdat hij een vorig jaar in het openbaar negatief had gereageerd op propaganda van de UFO-sekte. Dat bericht was opgedoken uit een database. Discussies die voorheen werden gezien als café-achtige gesprekken bleken plots een persconferentie te zijn. Waarop een andere gebruiker een oude waarschuwing van stal haalde: 'Zet nooit iets op het net dat je de volgende dag niet op de voorpagina van de krant zou willen zien.' De equivalent daarvan voor journalisten moet nog bedacht worden.

  

Francisco van Jole

Uit de Volkskrant van 5 april 1997


Index columns Digitaal

Home