de Volkskrant, 15 augustus 1995

JUSTITIE ONDERZOEKT RACISME BIJ DIGITALE STAD

 Justitie gaat onderzoeken of enkele gebruikers van De Digitale Stad zich schuldig hebben gemaakt aan racisme. De actie volgt op een aangifte door de stichtingen Magenta en Nederland Bekent Kleur. Het is voor het eerst dat de vrijheid van meningsuiting op het wereldwijde computernetwerk Internet in Nederland aan justitieel onderzoek wordt onderworpen. De Digitale Stad is een lokale Amsterdamse tak van het computernetwerk. Uit het justitieel onderzoek moet mogelijk niet alleen duidelijk worden of er sprake is van racisme maar ook of - indien er sprake is van een overtreding - het bestuur van De Digitale Stad verantwoordelijk kan worden gesteld voor het gedrag van individuele gebruikers.
 De gewraakte passages komen voor in een elektronische discussie waaraan enkele tientallen gebruikers deelnemen en die als thema de `multiculturele samenleving` heeft. Een van de deelnemers is de Rotterdammer R. Visser die bij voortduring venijnig stelling neemt tegen de heersende `politiek correcte` meningen aangaande dit thema. Op 20 juli sloot hij een bijdrage af met een citaat van het Horst Wessel-lied. Hij wordt in de discussie gesteund door een andere gebruiker die zich eveneens discriminerend uitlaat over minderheden. Overigens is `discussie` een groot woord voor het verschijnsel. Kenmerkend voor deze en vergelijkbare discussies op het netwerk zijn het bijzonder persoonlijke karakter en de emotionele geladenheid van de bijdragen. Voor een dergelijke elektronische woordenstrijd bestaat op Internet zelfs een aparte term: `flame-war`.
 De Digitale Stad weigerde gehoor te geven aan het verzoek van de anti-racistische stichtingen om de omstreden bijdragen van het systeem te verwijderen waarna tot aangifte werd overgegaan. Volgens DDS-woordvoerder J. Flint is het discussiesysteem slechts een communicatiemedium. `Wij geven door wat anderen zeggen. Het probleem is dat de discussies vaak het karakter hebben van een gesprek maar ondertussen wel zwart op wit staan. Sommige mensen hechten daardoor meer gewicht aan de bijdragen.` Het is volgens Flint niet alleen onbegonnen werk de bijdragen vooraf te keuren maar principieel ook ongewenst. De klagers zien DDS echter als een uitgever die verantwoordelijk is voor de inhoud van de berichten die beschikbaar worden gesteld. Overigens worden op het systeem alle teksten van gebruikers automatisch beschikbaar gesteld en is er geen sprake van goedkeuring of selectie.
 Het justitieel onderzoek zal wellicht uitwijzen of De Digitale Stad aangemerkt kan worden als een `openbare ruimte`, zoals een cafe, waarvan de eigenaren geen verantwoording dragen voor het gedrag van bezoekers. De juridische status van dergelijke systemen is verre van duidelijk. Gebruikers van De Digitale Stad dienen zich namelijk wel als `lid` aan te melden maar die procedure is voornamelijk van technische aard. Het probleem reikt overigens verder dan De Digitale Stad omdat de discussiebijdragen via aangesloten computernetwerken over Internet verspreid worden. De aangifte heeft daardoor mogelijk verstrekkende gevolgen. In de Verenigde Staten zijn al eerder rechtszaken aangespannen wegens smaad. Onlangs besliste een Amerikaanse rechter dat een elektronische dienst alleen als `uitgever` kan worden aangemerkt als de dienstverlener zich actief met de inhoud van berichten bemoeit.

Francisco van Jole


NB: Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij en is eigendom van Francisco van Jole. Er is geen enkele garantie dat tekst en publikatiedatum overeenstemmen met de gedrukte versie. Gedrukte artikelen zijn op te vragen bij de documentatiedienst van de Volkskrant. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

Geraadpleegde bronnen

Home