INTERNEP
Internet is de flippo voor volwassenen. Vrijwel niemand weet
waarom het noodzakelijk is om toegang te hebben tot het wereldwijde computernetwerk
maar alom is duidelijk dat men niet zonder kan. Dat leidt tot merkwaardige
conversaties. `Ja, ik zit ook op Internet. Hoe het allemaal werkt, weet
ik nog niet maar ik heb wel een e-mailadres.` Alsof er massaal auto's worden
aangeschaft door mensen zonder rijbewijs. `Nee, rijden kan ik nog niet.
Maar het is wel handig hoor zo'n auto!`
In de jaren tachtig voltrok zich een soortgelijk verschijnsel
met de personal computer. Bedrijven bedachten een methode om hun personeel
op goedkope wijze de omgang met die apparaten bij te brengen: het zogeheten
pc-privé project. Werknemers werd wijs gemaakt dat het reuze handig was
om een computer in huis te halen en dat er bij massale inkoop grote kortingen
verkregen konden worden. Weliswaar kon niemand duidelijk maken wat een
normaal mens met een computer in huis moet maar dat mocht de pret niet
drukken. `Handig om bijvoorbeeld een adressenbestand in bij te houden,`
werd zonder blikken of blozen beweerd. Afgezien van het feit dat vrijwel
geen enkele particulier er een adressenbestand op na houdt dat zo omvangrijk
is dat het onderhoud een computer vereist, stelde ook niemand de vraag
of een uitgave van twee- a drieduizend gulden niet onverantwoord was voor
een dergelijk huishoudelijk `probleem`.
De privé-pc`s gingen een duister noodlot tegemoet. Na wat frustratievolle
avonden bleven de apparaten de rest van hun bestaan onaangeroerd en verdwenen
na verloop van tijd in een kast om er nooit meer uit te komen. Een merkwaardig
verschijnsel omdat de pc, afgezien van de auto, voor menigeen de duurste
huishoudelijke aanschaf was die ooit is gedaan. Eenzelfde patroon doemt
op bij de Internet-rage die in hoog tempo om zich heen grijpt.
Het ministerie van Economische Zaken besloot vorige week dat
binnen twee jaar een miljoen Nederlanders op het netwerk aangesloten moeten
worden. Daartoe wordt zeventig miljoen gulden aan subsidies beschikbaar
gesteld. En die inspanningen zullen tienduizenden arbeidsplaatsen scheppen.
Dit scenario kan niet anders dan in een nachtmerrie ontaarden. Het doet
denken aan de enthousiaste belofte van toenmalig PvdA-leider Den Uyl die
in de jaren zestig beweerde dat iedere arbeider een Volkswagen Kever zou
krijgen. Vrijwel niemand voorzag indertijd dat het autobezit tot een nationale
ramp zou leiden en de overheid zich vandaag de dag het hoofd breekt over
de vraag hoe ze de arbeider zo gek kan krijgen om zijn auto weg te doen.
Allereerst is er het streven van de een miljoen gebruikers. Die
belofte kan waarschijnlijk ruimschoots waargemaakt worden. Al is het alleen
maar omdat nauwelijks te controleren valt hoeveel mensen er van het netwerk
gebruik maken. Algemeen wordt aangenomen dat over de gehele wereld circa
veertig miljoen Internetters bestaan maar of dat zo is, is de vraag. De
toegepaste methode om tot die schatting te komen is namelijk verre van
betrouwbaar. Aangezien er geen centrale registratie van gebruikers is,
berekent men het aantal aan de hand van de hoeveelheid aangesloten computersystemen
en schat men een gemiddeld aantal gebruikers per systeem. Die werkwijze
wordt daarom wel vergeleken met houden van een volkstelling op basis van
de in een stad of land aanwezige gebouwen. En dat in een land waar mensen
de gewoonte hebben om op meerdere adressen tegelijk te wonen. Zelf heb
ik twee Internet-adressen maar ik ken ook mensen die er zes op na houden.
Worden die geteld als zes gebruikers? Te vrezen valt van wel.
De zeventig miljoen aan subsidies lijkt indrukwekkend maar stelt
niets voor. In Nederland zijn nu - weer naar schatting - veertigduizend
particuliere gebruikers en ieder van hen weet dat zich in de avonduren
hetzelfde verschijnsel voordoet als in de ochtend- en avondspits op de
gewone snelwegen: verbindingen stagneren omdat teveel mensen een beroep
doen op de zwak ontwikkelde infrastructuur. Weliswaar gaat de uitbreiding
van de digitale snelweg niet ten koste van het milieu maar met zeventig
miljoen richt je bij dit verschijnsel net zo weinig uit als bij het gewone
verkeer. Het meest waarschijnlijke is dat het budget volledig opgaat aan
dure studies en adviezen, die achterhaald zijn voordat ze op papier staan.
En dan de tienduizenden arbeidsplaatsen. Het is absoluut onduidelijk waar
die vandaan moeten komen. Een van de eigenschappen van het netwerk is immers
dat het in hoge mate geautomatiseerd is. Wel staat vast dat een toename
van het gebruik van digitale communicatie onherroepelijk leidt tot een
ernstige werkeloosheid onder receptionistes, telefonische verkopers en
het personeel van de posterijen. Bovendien kan het netwerk in een catastrofe
voor de telecommunicatiebedrijven ontaarden. Het is mogelijk via Internet
internationale telefoongesprekken te voeren tegen de kosten van een lokaal
gesprek. Wanneer deze techniek massaal wordt ontdekt, is het niet denkbeeldig
dat er economische problemen ontstaan.
Geheel los daarvan staat de vraag of Internet wel zo'n enorme
aanwas aan `newbies` kan verwerken. Newbies zijn mensen die het medium
niet kennen en er op te keer gaan als een Britse toerist aan de Spaanse
kust. In de praktijk wordt het voor de bestaande gebruikers steeds lastiger
om die nieuwkomers in te wijden in de regels en geheimen van het net. Internet
drijft op een cultuur van dienst en wederdienst die geen economie kent
en voornamelijk op vrijwilligers draait. Vragen worden beantwoordt door
gebruikers vanuit de wetenschap dat ze er ook met hun eigen vragen terecht
kunnen. De laatste tijd valt er een verandering waar te nemen waarin er
geen vragen doch eisen worden gesteld. Gebruikers die betalen voor hun
toegang denken dat in het abonnement automatisch de medewerking van andere
Internet-gebruikers zit verwerkt. Het aantal vragen begint dan ook de hoeveelheid
antwoorden ruimschoots te overstijgen terwijl het krijgen van antwoord
door de vragenstellers als een recht wordt beschouwd. De groeiende commerciële
exploitatie vormt daarmee een bedreiging voor de specifieke cultuur van
Internet. Terwijl het juist die cultuur is die van Internet meer maakt
dan een gedigitaliseerde aanbod van foldertjes.
De groeiende Internet-gekte wordt gevoed door het feit dat er
aan het einde van de digitale snelweg gouden bergen schijnen te gloren.
Die gouden bergen zijn echter net zo mooi als de kleren van de keizer.
Het meest sprekende voorbeeld daarvan is het Amerikaanse bedrijf Netscape.
De eigenaren zijn binnen een jaar meervoudig miljonair geworden. Toch heeft
het bedrijf nog nooit ook maar een dollar winst gemaakt. De miljoenen stroomden
binnen door de verkoop van aandelen op een markt die zo bol staat van de
verwachtingen dat iedereen bang is de boot te missen. Netscape maakt software
die nodig is om over het net te surfen, zoals je een tekstverwerker nodig
hebt om tekst uit een computer te krijgen. Het verschil is alleen dat tekstverwerkers
verkocht worden en Netscape daarentegen gratis wordt weggegeven. Dat is
niet dom maar ingenieus en noodzakelijk. De strategie van Netscape valt
in twee delen uiteen. Het bedrijf hoopt door de gratis verstrekking van
software het eigen systeem tot internationale standaard te kunnen verheffen.
De gebruiker - in dit geval de consument van informatie - raakt daardoor
gewend aan de mogelijkheden die Netscape biedt. Wie aan die wensen wil
voldoen om informatie aan te bieden moet echter gebruik maken van een systeem
waarvoor wel betaald dient te worden.
De methode vertoont enige gelijkenis met de Ster-reclame. Kijkers
kunnen gratis de reclames bewonderen maar wie iets wil uitzenden moet de
portemonnee trekken. Helemaal gaat deze vergelijking overigens niet op
omdat de informatieaanbieder ook zonder Netscape zijn boodschap kan overbrengen
aan de gebruikers maar dan wel zonder een aantal extra's. Overigens moet
Netscape ook wel gratis zijn software aanbieden omdat er voldoende gratis
alternatieven zijn. Nogal wat mensen hebben er namelijk een hobby van gemaakt
om hoogwaardige software te maken en die vrij te verspreiden. Succesvol
is de methode wel. Netscape slaat de klok op de digitale snelweg. De verwachting
is dat de verkoop van het aanbodsysteem zoveel gaat opleveren dat er romige
winsten geboekt worden en op grond van die verwachting was er een run op
de aandelen toen het bedrijf een paar maanden terug op de beurs geïntroduceerd
werd. Hoewel Netscape alom als standaard wordt beschouwd is het echter
nog maar de vraag of dat zo zal blijven. Een kenmerk van Internet is dat
het netwerk sneller verandert dan de gemiddelde gebruiker kan bijhouden.
Het systeem van Netscape is amper een jaar oud en ondergaat maandelijks
veranderingen. Voordat Netscape zich vestigde was een ander systeem, Mosaic
geheten, de standaard. Ook dat systeem leek een gouden toekomst tegemoet
te gaan maar de laatste tijd wordt er angstvallig weinig van vernomen.
Het is niet uitgesloten dat Netscape een zelfde lot wacht.
Software als Netscape drijft op een andere gek makende rage: de
homepage. Wie op het net mee wil tellen moet een homepage hebben. Dat is
bij uitstek de manier om de wereld te laten weten wat je te melden of te
verkopen hebt. Ieder bedrijf wil een homepage maar ook iedere overheidsinstantie,
culturele instelling en aquariumvereniging. Het niet hebben van een homepage
wordt maatschappelijk net zo onacceptabel als het niet hebben van een auto
in de jaren zeventig en tachtig. Een homepage is een plek op Internet die
zogenaamd `bezocht` kan worden en waar de bezoeker informatie kan vinden
die de bezitter aanbiedt. En iedereen, het bedrijfsleven voorop, wil natuurlijk
de meest populaire `spot` van het net worden. Wie over het net surft komt
zoveel homepages tegen waarvan de makers beweren dat ze tot de top vijf
van de meest bezochte plekken op het net behoren dat het lijkt alsof meer
dan driekwart tot die categorie gerekend kan worden. Vooral bedrijven hebben
er een handje van met onduidelijke statistieken te schermen om hun ongekende
populariteit aan te tonen. De grap is dat ze het waarschijnlijk nog zelf
geloven ook. Het opzetten en onderhouden van een homepage wordt namelijk
meestal uitbesteed aan een bedrijf dat handelt in dergelijke technieken
en de populariteitscijfers worden door dezelfde leverancier verstrekt.
Echt gelogen wordt daarbij vermoedelijk niet eens. Het gaat er wederom
om dat de metingen, net als die bij het aantal gebruikers van het net,
eigenlijk iets anders vertellen. Er zijn namelijk twee methodes om de populariteit
van een homepage te meten. Zo kan geregistreerd worden hoe vaak er bestanden
opgevraagd worden, de zogeheten `hits` en er kan geregistreerd worden hoeveel
bezoekers er langskomen, de zogeheten `requests`. Beide methodes zeggen
even weinig. Een homepage bestaat uit verschillende bestanden, soms zijn
dat er tientallen. Het opvragen van zo'n homepage door een enkele gebruiker
levert dan ook tientallen hits op en de bezitter kan bijvoorbeeld trots
melden dat er per dag maar liefst tachtigduizend bestanden worden opgevraagd.
Dat een dergelijk getal door twintig gedeeld moet worden om tot een reëel
aantal bezoekers te komen wordt er niet bij verteld. Een request daarentegen
is de meting van het opvragen van een pagina in zijn geheel. Dat lijkt
betrouwbaar maar het is de vraag of dat zo is. Nogal wat gebruikers hebben
de neiging om langs dezelfde pagina's heen en weer te fietsen als ze over
het net surfen. Ongeveer zoals veel televisiekijkers er de voorkeur aangeven
om van kanaal te wisselen door langs alle tussenliggende kanalen te zappen
tot ze op de gewenste zender uit zijn gekomen. Bij de kijkcijfers op televisie
worden de kanalen die voorbij flitsten niet meegeteld, op Internet wel.
En zo rekent iedereen zich populair.
Zelfs een leek kan beredeneren dat een toename van het aantal
tv-kanalen automatisch leidt tot minder kijkers per zender. Als het om
Internet gaat wordt een dergelijke logica voor het gemak achterwege gelaten.
Nog los van de vraag wat die zenders dan in hemelsnaam uitzenden. Want
wat bedrijven op het net presenteren is voor de gemiddelde Internet-gebruiker
net zo interessant als het aanschouwen van een bedrijfsreportage op video
voor de televisiekijker. De massa commercieel geïnteresseerden die zich
op het net stort, gaat er voor het gemak namelijk aan voorbij dat Internet
een nieuwe medium is met eigen eisen. Bijkomend probleem is dat het medium
nog zo jong is, dat niemand precies weet wat die eisen nu eigenlijk inhouden.
De populariteit van het verschijnsel homepage bijvoorbeeld is vooral ingegeven
door de andere media. Voordat de homepage in 1992 ontstond, bestond Internet
vrijwel louter uit tekst. Dat is toereikend maar saai. De opkomst van de
homepage leidde tot mooie illustraties en die zijn op hun beurt weer van
levensbelang voor de berichtgeving, bijvoorbeeld op televisie. Met de komst
van de plaatjes groeide de belangstelling en ook de misvattingen over het
net. Zo wordt Internet in de hype bij voorkeur gezien als een middel om
informatie te verstrekken. In de praktijk is het dat maar deels.
Het belangrijkste kenmerk van het net is dat het gebruikt wordt
om te communiceren en dan bij voorkeur over onderwerpen waar je in het
dagelijks leven nauwelijks gesprekspartners voor vindt. Internet is een
medium dat bestaat uit verschillende media. De homepage, oftewel het World
Wide Web, is er daar slechts een van. De homepage gekte leidt er echter
toe dat de andere media nauwelijks nog aan bod komen. Het web is daarmee
voor het net wat de Nachtwacht is voor het Rijksmuseum. De Nachtwacht trekt
weliswaar hordes toeristen naar het museum maar je kunt je afvragen of
dat ook maar iets te maken heeft met een interesse voor kunst. Tot de opkomst
van het web vormden de discussiegroepen, oftewel newsgroups, de - anarchistische
- ruggegraat van het netwerk. Een van de positieve ontwikkelingen daarvan
was de opleving van de schrijfcultuur. De discussiegroepen, waarin duizenden
onderwerpen worden behandeld, vormen echter tegelijk het meest ondoorgrondelijke
deel van het net. Als geen ander onderdeel drijven ze op een eigen cultuur.
Zoals bij elke cultuur kost het verkennen er van tijd en die hebben de
commerciële exploitanten over het algemeen niet. Newsgroups dreigen daardoor,
en door het feit dat er geen mooie plaatjes van te maken zijn, van het
meest populaire onderdeel tot een van de meest ongebruikte toepassingen
te verworden.
Afgezien van e-mail raken de communicatiemogelijkheden steeds
meer op de achtergrond met de hausse aan nieuwe gebruikers die het net
opgaan om hun informatie uit te venten. Dat is jammer en uiteindelijk de
dood in de pot. Het is de communicatie die het net tot een succes heeft
gemaakt. Wie het net louter gebruikt om informatie te verspreiden of langs
homepages te surfen is na een tijdje wel uitgekeken. Die een miljoen gebruikers
zullen er binnen twee jaar wel komen maar de uitdaging wordt om er voor
te zorgen dat ze het net na een jaar nog steeds gebruiken.
Francisco van Jole
NB: Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij
en is eigendom van Francisco van Jole. Er is geen enkele garantie dat tekst
en publikatiedatum overeenstemmen met de gedrukte versie. Gedrukte artikelen
zijn op te vragen bij de documentatiedienst van de
Volkskrant. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Geraadpleegde
bronnen
Home
|