de Volkskrant, juni 1990



DE STAD ALS BIOTOOP

 

 De stad is voor veel dieren en planten een heel geschikt vestigingsgebied. Het is er voedselrijker, droger en minder winderig dan op het platteland. Volgens een brochure van het Amsterdams Zoölogisch Museum zijn bepaalde delen van de stedelijke bebouwing "qua milieufactoren duidelijk vergelijkbaar met de kale rotsgebieden en steensteppen van Zuid Europa, Klein Azië en Iran."

 De brochure, die jaren geleden ter gelegenheid van de tentoonstelling 'Amsterdam Dierenstad' werd uitgegeven, legt uit hoe bijzonder het stedelijk landschap is. De volgebouwde stadsdelen vormen een grote steenmassa. Steen neemt gemakkelijk warmte op en geeft die langzaam af. Voeg daarbij dat er 's winters in de gebouwen flink gestookt wordt en de vele mensenlichamen ook warmte uitstralen. De temperatuur ligt daardoor gemiddeld vijf graden hoger dan op het platteland. Daarnaast is het vochtgehalte zeer wisselend; een flinke dosis zon en het is meteen kurkdroog. De bebouwing zorgt voor draaiwinden en daarmee is het beeld van de exotische rotsgebieden compleet.

 De rotsduif is afkomstig van die kale gebieden. Bijna alle stadsduiven stammen van deze soort af. Deze vogels zijn intelligenter dan alle andere in Europa voorkomende duiven. Ze zijn nieuwsgierig, onderzoeken praktisch alles en leren snel waar en wanneer ergens eten te vinden is. In Egypte wonen rotsduiven in de pyramiden, in Europese steden zitten hun afstammelingen heil in muuropeningen, bij voorkeur aan de beschutte zuid en oostkanten van gebouwen omdat ze slecht tegen tocht en vochtige kou kunnen. Groen hebben ze niet nodig. In bomen komen ze nauwelijks.

 "Er is weinig onderzoek gedaan naar de mate waarin dieren zich aanpassen aan de stad. Het blijft bij wat inventarisaties van voorkomende soorten", stelt Rob van Apeldoorn, medewerker van het instituut voor landschapsecologie De Dorskamp. Volgens hem bepaalt een groot aantal factoren de overlevinsgkansen van flora en fauna in de stad. Een ervan is verdraagzaamheid. "Of een dier zich thuis voelt in de stad is onder meer afhankelijk van de mate waarin het de mens als mededier accepteert. Als dat geen probleem is, vormt de slechte bereikbaarheid van interessante stadsdelen zoals parken vaak nog een obstakel."

 Sommige dieren slagen er in barrieres, zoals verkeerswegen, te slechten en de mogelijkheden van de asfaltjungle op spectaculaire wijze te benutten. Steenmarters bijvoorbeeld, die nadat ze tot tien jaar terug bijna uitgestorven waren nu druk bezig zijn aan een come back, struinen in het oosten van het land de steden af. In Nijmegen doet het Rijks Instituut voor Natuurbeheer onderzoek naar hun gedragingen. Gevangen exemplaren, ter grootte van een kat, worden daartoe met zendertjes uitgerust en blijken tijdens hun nachtelijke speurtochten tot aan het Valkhof, op een steenworp van de winkelstraten, te komen. De dieren kunnen volgens RIN medewerker Gerard Muskens ondermeer in de stad overleven omdat ze goed uitkijken bij het oversteken van wegen. Ze eten van alles, van afval en vruchten tot levende dieren, en wonen in gebouwen. Hun klautervermogen is verbazingwekkend. Zo huist er een exemplaar in een nest dat alleen is te bereiken door een vier meter hoge steile muur te beklimmen. De nachtdieren bezorgen bewoners soms angstige momenten omdat ze bij het lopen over plafonds flink stampen en kabaal maken. Muskens schat het aantal marters in Nijmegen op dertig a veertig.

 Opvallend is ook de trek van vossen naar de bebouwing. In Nederland vertonen ze zich nog slechts in de buitenwijken maar in andere Europese landen zijn ze al tot de centra doorgedrongen. Het maakt ze kennelijk weinig uit of de kip van de boer of van Kentucky Fried Chicken komt.

 Een stad bestaat eigenlijk uit verschillende biotopen. De dichtbebouwde delen lijken op rotsgebieden, de parken en tuinen op bossen, de gazons op weidevelden en de vijvers en singels op plassen en sloten. Vanuit de lucht is dat gemakkelijk te zien en waarschijnlijk daarom zijn er veel vogelsoorten te bespeuren in de stad.

 Net als zoogdieren worden vogels gelokt door de enorme hoeveelheid etensresten. Voor meeuwen bijvoorbeeld is de stad één grote snackbar die bovendien 24 uur per dag geopend en verlicht is. Deze vogels kunnen daardoor ook 's nachts naar voedsel zoeken. Daarnaast bieden de platte kantoordaken een uitstekende broedgelegenheid. De Engelsman Peter Rock beklimt deze stads oases al meer dan tien jaar om er de jongen te ringen. In het blad BBC Wildlife deed hij in februari verslag van zijn bevindingen. Er komen twee soorten voor, zilvermeeuwen en kleine mantelmeeuwen, die de afgelopen jaren, ondanks bestrijdingspogingen, zijn toegenomen van 100 naar 250 paren. Hij constateert dat de meeuwen agressiever zijn geworden tegen mensen. Zelf wordt hij regelmatig aangevallen door ouders, met een vleugelspanwijdte van zo'n anderhalve meter en een fikse snavel. De vogels herkennen en attaqueren hem zelfs als hij gewoon over straat loopt.

 Het is echter niet alleen afval waar op geaasd wordt. Steden tellen in verhouding tot andere gebieden veel vliegende insekten. Gierzwaluwen hoeven slechts met wijd geopende bek door de lucht te scheren om aan hun kostje te komen. Per dag vangt een gierzwaluw zo'n 20.000 insekten. Dat ruimt lekker op. Van nature nestelen de vogels in rotswanden, maar in Nederland zijn ze aangewezen op gebouwen. Helaas biedt de strakke, moderne architectuur ze hoe langer hoe minder mogelijkheden.

 Ook planten weten zich, zij het soms met veel moeite, staande te houden tussen het beton. Soorten die weinig eisen stellen aan de omgeving kunnen gemakkelijk gedijen in de stad. Zoals het Muurpeper, een bekend vetplantje met gele bloemen, dat zelfs brutaalweg op kunstgras groeit. Hans van der Werf, voorzitter van de KNNV ROTTERDAM, heeft in de stad wilde orchideeën waargenomen maar is als plantendeskundige toch niet echt tevreden. "Er is wel een grote verscheidenheid aan planten maar de meeste soorten komen slechts sporadisch voor. Een plant is pas in staat zich duurzaam te vestigen als de omgeving voldoet aan de overlevingseisen. Ze moet bijvoorbeeld bestand zijn tegen verdichte grond die weinig lucht bevat. Het Liggend Vetmuur is er zo een, een heel klein plantje dat weet te overleven tussen de voegen van tegels. Tenminste totdat de stoep met chloor geboend wordt of de bewoners met een mesje 'het onkruid' verwijderen."

 Alkmaar is de eerste gemeente in Nederland die ontdekt heeft dat de stad naast woonplaats ook natuurgebied is. Voor het gemeentebestuur wordt momenteel door het Wageningse ingenieursadviesbureau Nieuwland een ecologisch beleidsplan opgezet. Het is de bedoeling wilde planten en dieren meer ruimte te bieden en in de stadsplanning rekening te houden met natuurverschijnselen, zoals bijvoorbeeld door de aanleg van tunnels voor de paddentrek. Planten en dieren worden, volgens de plannen, ook naar de stad gelokt door ecologisch te bouwen wat onder meer het bedekken van daken met gras inhoudt.

 De trek van flora en fauna naar de stad is overigens niet alleen maar leuk en aardig. Sommige soorten verzwakken ernstig door het eenzijdige voedselaanbod. Zo bleek in Den Haag in de zeventiger jaren uit een onderzoek dat alle spreeuwenjongen stierven aan darmverstoppingen. De ouders hadden hen slechts met, makkelijk vindbaar, brood gevoerd in plaats van licht verteerbare insekten.


Francisco van Jole


NB: Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij en is eigendom van Francisco van Jole. Er is geen enkele garantie dat tekst en publikatiedatum overeenstemmen met de gedrukte versie. Gedrukte artikelen zijn op te vragen bij de documentatiedienst van de Volkskrant. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

Geraadpleegde bronnen

Home