PolyTechnisch Tijdschrift voorjaar 1995
DE PRIJS VAN ONKUNDE
Internet moet vriendelijker en begrijpelijker worden, zo valt alom te horen. Dat is misschien wel waar maar aan een dergelijke `verbetering' zit ook een risico. Van een aantrekkelijke datasafari, zou reizen op het net wel eens kunnen veranderen in een verzorgde groepsreis naar de Costa del Sol.
Internet wordt geteisterd door een imago van gebruiksonvriendelijkheid.
Het is in de opvatting van velen een ramp om `op' Internet te komen en
wie daar eenmaal in geslaagd is, verdwaalt vervolgens acuut in de krankzinnige
hoeveelheid mogelijkheden. Zoals vroeger de verhalen de ronden deden over
argeloze toeristen die met hun gehuurde auto eindeloos verdwaalden op de
Amerikaanse highways zo duiken nu anekdotes op over lieden die hopeloos
verloren raken op de digital highway. Maar is het ook allemaal echt zo
erg? Ja en nee. Een van de meest opvallende karakteristieken van de digitale
revolutie is dat deze - en dus ook Internet - aan elkaar lijkt te hangen
van paradoxen. Evenzo geldt dat voor de gebruiksvriendelijkheid. Internet
is voornamelijk uiterst gebruiksvriendelijk voor mensen die zo goed met
computers overweg kunnen dat ze ook wel zonder enige vorm van vriendelijkheid
hun doel bereiken. Voor de leek is en blijft het net een nachtmerrie.
Geheel volgens de in de computertechniek geldende normen is op
Internet alles mogelijk maar helaas niet in combinatie. Het is heel goed
mogelijk om als onervaren gebruiker zonder ingewikkelde maatregelen toegang
te krijgen tot Internet. Dat is om in datacommunicatie termen te blijven
`zo gepiept'. Bijvoorbeeld door een zogeheten Unix-account te nemen. Het
enige wat daarvoor nodig is, is het gebruik van een eenvoudig terminal-
of communicatieprogramma, bijvoorbeeld Terminal dat in Windows zit ingebouwd.
Maar dan wordt de wordt netsurfer in spe meteen geconfronteerd met de eerste
paradox: Zo gemakkelijk als het is om op Internet te komen, zo lastig is
het om de eerste stappen te zetten. Om langs deze weg datareizen te kunnen
maken, is het namelijk noodzakelijk enigszins te weten hoe Unix werkt dan
wel de programma's die onder dit besturingssysteem draaien. Echt vriendelijk
is dit allemaal niet. In een poging de gebruiker van werkelijk alle gemakken
te voorzien is het aantal mogelijkheden zo onoverzichtelijk dat na het
opvragen van de eerste helpfile de moed al tot in de neus van de schoenen
zinkt. Hierbij moet aangetekend worden dat voor de echt onervaren gebruiker,
iemand die nog nooit een modem heeft gebruikt, al ver voor deze eerste
frustrerende ervaring de elektronische barricades reeds zijn opgeworpen.
Er moet immers een keuze gemaakt worden uit de verschillende modem- en
terminalinstellingen. Maar het is niet eerlijk om de schuld daarvan te
geven aan het net. Datacommunicatie is nu eenmaal een van de moeilijkste
computertoepassingen.
Wie al problemen heeft met het aansluiten van een printer kan
zijn borst nat maken voor zich in het digitale avontuur te storten. De
kans op krankzinnig makende problemen wordt namelijk verdubbeld. Niet alleen
moet het eigen modem aan de praat gekregen worden maar vervolgens zal dat
apparaat ook nog in staat moeten zijn het collega-modem aan de andere kant
van de lijn te verstaan. Wie geluk heeft slaagt daar in een keer in. Pechvogels
mogen rekenen op minstens een middagje piekeren en verwensen. Maar al deze
ellende is natuurlijk niet nodig, roepen de technici dan. Want er is immers
de SLIP-verbinding! De SLIP-toegang is op dit moment de meest populaire
methode om over het net te reizen. In het kort komt het er op neer dat
de benodigde software om informatie aan Internet te onttrekken voor een
groot deel op de eigen computer staat. Een aardig voorbeeld van zo'n SLIP-verbinding
is bijvoorbeeld een schaakprogramma. Beide spelers draaien dezelfde versie
van die software op hun computer en via de SLIP-verbinding worden de zetten
automatisch uitgewisseld. Die benadering kent bovendien aantrekkelijke
voordelen. Het is bijvoorbeeld eenvoudiger om de software aan de eigen
wensen aan te passen en de presentatie van de data is veel gelikter. Wie
gebruik maakt van een SLIP-verbinding en de hand weet te leggen op de juiste
programma's surft over het net alsof het de gewoonste zaak van de wereld
is. Maar natuurlijk is het niet de gewoonste zaak. Zo gemakkelijk als het
is om een Unix-account te realiseren, zo afgrijselijk kan het zijn om een
SLIP-account tot stand te brengen. Allereerst is er de software. De laatste
maanden komen er in hoog tempo zogeheten Starterkits op de markt. Handige
lieden en uitgevers proppen wat floppy's vol met gratis verkregen shareware-software,
schrijven een installatieprogramma en adverteren met leuzen als `Hiermee
kan iedereen op Internet!' Het wordt als zo eenvoudig gepresenteerd dat
een mens bijna zou vergeten dat er ook nog een computer voor nodig is.
In de praktijk is het een kwestie van geluk. Wie dat heeft, komt
inderdaad nauwelijks problemen tegen. Maar wie het slecht treft, wordt
bijkans horendol. Er blijken talloze obstakels. Zelf heb ik - om een kennis
een plezier te doen - eens bij de installatie van SLIP-software frustrerend
lang geworsteld met een foutmelding van Windows dat de netwerkdrive beveiligd
was en de instellingen aangepast dienden te worden. Dat bleek lastig omdat
er A: geen netwerk aangesloten was, B: de mogelijkheid om de instellingen
te veranderen niet op te sporen viel. Later bleek dat Windows een faxprogramma
als een netwerk beschouwt. Een intrigerende opvatting. Volgens dezelfde
redenering kan immers een deurbel doorgaan voor een telefoonaansluiting.
Maar stel dat het dankzij een flinke dosis geluk of doorzettingsvermogen
inderdaad allemaal werkt. Is het dan inderdaad zo gemakkelijk? Ja, dat
is het, maar dan dreigt er een andere tekortkoming. Datareizen via een
SLIP-verbinding is zoiets als deelnemen aan een geheel verzorgde groepsreis.
De groepsreiziger krijgt weliswaar veel te zien maar het is maar de vraag
of dat inderdaad alles is en of er niet veel meer te beleven valt als de
reiziger op eigen houtje reist.
Gebruiksvriendelijkheid is per definitie gekoppeld aan het weglaten
van mogelijkheden. Gebruiksvriendelijk betekent meestal overzichtelijk
en de eenvoudigste manier om dat te bereiken is domweg van alles weg te
laten. En om op zoiets complex als Internet overzicht te krijgen moet er
heel veel weggelaten worden. Dat weglaten van mogelijkheden gebeurt vanuit
twee verschillende opvattingen. Of de gebruiker heeft al de ongebruikte
toepassingen niet nodig, of hij zal deze in een later stadium wel ontdekken.
Op beide opvattingen is het een en ander aan te merken. Dat de gebruiker
zelf dingen ontdekt, getuigt van een ongekend optimisme. Zolang het bij
hele volksstammen jaren duurde voordat ze ontdekten dat het bij een tekstverwerker
niet nodig is om aan het einde van iedere regel een carriage return te
geven, kan niet verwacht worden dat ze ook maar iets zullen ontdekken van
een systeem dat vele malen vreemder is dan een gecomputeriseerde typemachine.
Al ruim een decennium leidt de automatisering onder de WordPerfect-terreur.
Een matige tekstverwerker kon voor Nederland de absolute standaard worden
omdat niemand verder keek dan zijn neus lang is. Hele kantoortuinpopulaties
gingen dagen op WordPerfect-cursus zonder zich af te vragen of dat eigenlijk
niet belachelijk was. Dat is overigens ook een van de redenen dat het nu
allemaal zo lastig is met Internet. Mensen die nooit verder hebben leren
denken dan WordPerfect zullen een complete gedragsverandering moeten ondergaan
om van Internet gebruik te kunnen maken. Internet kent namelijk geen WordPerfect
en viceversa.
De opvatting dat de gebruiker bepaalde programma's niet nodig heeft, is bedenkelijk omdat het een norm is die door de ontwerper wordt bepaald. Toepassingen als de zoeksystemen WAIS, Veronica en Finger zijn verre van overbodig voor iemand die echt op zoek is naar informatie. Toch weten nogal wat Internet-gebruikers niet van het bestaan van deze technieken. Ze zijn immers ingewikkeld en dus `overbodig'. In de praktijk is dat verre van het geval. Informatie zit op Internet op talloze plaatsen `verstopt' en het vereist heel wat zoeksystemen om de gewenste gegevens boven water te krijgen. Natuurlijk is dat lastig maar het is nu eenmaal niet anders. Wat de voorstanders van versimpeling in de praktijk, doen is te vergelijken met iemand die een speurtocht in een gewone bibliotheek beperkt tot de afdeling kinderboeken. Dan zoekt weliswaar makkelijker maar gaat wel ten koste van het resultaat.
Nu is het gemakkelijk om de ontwerper en het systeem overal maar de
schuld van te geven. Het werkelijke probleem is natuurlijk de gemakzucht
en luiheid van de gebruiker. De gemiddelde computeraar verschilt in niets
van de massa-toerist die ver wil reizen zonder luxe ontberen. Wie wil weten
welk gevaar Internet loopt als gevolg van de massaal groeiende belangstelling
hoeft maar te kijken naar de Spaanse kust waar de feeërieke vissersplaatsjes,
de oorspronkelijke aantrekkingskracht van het gebied, totaal verdreven
zijn door luxueuze appartementen, Duitse kneippen en Hollandse patattenten.
De gebruikersinterface van de Costa del Sol is dan ook uitermate vriendelijk.
De toerist hoeft geen woord Spaans meer te kennen, loopt geen enkel risico
en wordt gegarandeerd bruin.
De eerste stappen voor dit doem-scenario zijn op Internet al
te zien in de vorm van het World Wide Web. Het Web is de multimedia-toepassing
van het net en wordt met ongekend enthousiasme onthaald. Deels is dat terecht
omdat het inderdaad een technisch hoogstandje is en de software om het
Web te doorkruisen, zoals het programma Netscape, naar Internet-begrippen
ongekend gebruiksvriendelijk is. Tegelijkertijd is WWW echter de dood in
de pot voor het net. Het is de dia-disering van Internet. Zoals in de jaren
zeventig menig gezellig avondje werd verziekt door de drang om vakantiedia's
te vertonen, zo rukt op Internet nu eenzelfde terreur op. WWW toont plaatjes
en ontbeert de meest essentiële factor van Internet: contact leggen met
andere gebruikers. Dat wil zeggen: WWW biedt die mogelijkheid wel, maar
nodigt er niet toe uit. Het maakt van de elektronische pantoffelparade
die Internet heet een boulevard vol etalages, waar alles ongrijpbaar achter
glas wordt gepresenteerd.
Dat gevaar wordt alleen maar groter door de toenemende commerciële
interesse voor het net. Zullen de commerciële Internet-aanbieders de marginale
groepen die van Internet gebruik maken - en het systeem z'n charme bezorgen
- net zo koesteren als de Internetgebruikers dat nu doen? Waarschijnlijk
niet. IBM heeft reeds geprotesteerd tegen de verspreiding van pornografie
via het net en in de media verschijnen hysterische verhalen over de handleidingen
voor explosieven die op het net te vinden zijn (net als in elke bibliotheek
maar dat wordt er nooit bij vermeld). De angst voor commercialisering wordt
meestal verwoordt als: Op Internet mag geen reclame gemaakt worden. Afgezien
van het feit dat die stelling niet waar is, zal reclame het net niet om
zeep kunnen helpen. Het gevaar van commercialisering schuilt ergens anders
in. Commerciële aanbieders maken hun eigen interface. Zij hebben in de
praktijk de mogelijkheid om gebruikers gegevens te onthouden. En het staat
vast dat ze dat ook zullen gaan doen. De volksstammen die via dit soort
kanalen na WordPerfect een volgende stap doen in de automatisering zullen
nooit de reikwijdte van het net kunnen ontdekken. Ze zijn als de toeristen
die Cyprus bezoeken en wie nooit is verteld dat daar een sluimerende oorlog
woedt. De reden voor deze censuur is eenvoudig. Tot nu toe was de cultuur
op het net dat iedereen zich overal over mag beklagen en dat het systeem
zichzelf wel corrigeert. Of niet. Echter voor een commerciële aanbieder
is een klager geen zeurkous maar een potentiële inkomstenderving. Dat is
wat Internet uiteindelijk commercieel maakt. Wat de gevolgen daarvan zijn,
valt af te lezen aan sectoren die eerder aan dat principe werden onderworpen
zoals het toerisme en de films uit Hollywood. Het uiteindelijke resultaat
is een grauwe pruttelende massa van gelijkvormigheid. Daar is geen interface
meer tegen op gewassen.
Het succes van Internet zou het netwerk dus ook wel eens kunnen
bedreigen. Het zal niet de eerste keer zijn dat een revolutie zijn eigen
kinderen opeet. Maar misschien dat het allemaal wel meevalt als mensen
bereid zijn om te leren hoe computers werken. Het onderscheid tussen benzine
en diesel kunnen ze immers ook maken en wie de moeite heeft genomen om
met WordPerfect te kunnen werken die moet ook geen probleem maken van de
paar commando's die Internet vereist.
Francisco van Jole
NB: Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij en is eigendom van Francisco van Jole. Er is geen enkele garantie dat tekst en publikatiedatum overeenstemmen met de gedrukte versie. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.