Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek


In verkorte vorm verschenen in de Volkskrant van 13 december 2001

On-be-staan-baar

Het buskruit mag niet uitgevonden zijn ('voor ontploffingen heb je magiërs'). Daar ligt een scheidslijn voor de 'fantasy'-boeken. Andere afbakeningen zijn er ook. Zo heb je categorieën als 'sword and sorcery' en 'urban fantasy'. Over een genre dat na Tolkien explodeerde, en in pulpvermomming maar ook als psychologische roman tot ons komt.

Was Homerus een fantasy-schrijver avant la lettre? Nee hoor, Odysseus beleefde zijn avonturen, hoe fantastisch ook, in het Middellandse Zee-gebied, en dat bestaat echt. Het Wonderland waarin Alice verdoold raakt is een onsamenhangende boel, dus ook Lewis Carroll komt niet voor de eer in aanmerking. In het werk van Bordewijk en Belcampo draait de verbeelding op volle toeren, maar je vindt hun werk niet op de omvangrijke fantasy-afdelingen die sommige boekwinkels erop na houden, evenmin als Gullivers Travels van Jonathan Swift, met zijn verzonnen eilandrijken vol wonderlijke wezens toch een aardige kandidaat voor de titel.
`Kenmerkend voor fantasy,' zegt Jurgen Snoeren, `is dat de schrijver een eigen wereld bouwt, met een coherente taal, culturen en volkeren, naar voorbeeld van onze eigen wereld.'
Snoeren is fantasy-redacteur bij uitgeverij De Boekerij (voorheen Meulenhoff), dus hij kan het weten: `De ingrediënten van de fantasy zaten al in de literatuur, in de sprookjes, mythen en sagen, maar ook in het magisch realisme bijvoorbeeld.'
Allemaal verzinsels, zeggen sommigen, maar dat soort nuchterlingen is kennelijk ongevoelig voor de macht van het geschreven woord, die het voorstellingsvermogen van de lezer aanwakkert en hem daardoor kan meevoeren naar een onbestaanbare, maar daarom niet minder reële wereld.
Het mooist is deze macht beschreven in Het oneindige verhaal van de Duitse schrijver Michael Ende, waarin het jongetje Bastiaan een boek in handen krijgt dat - listige vondst van de schrijver - óók Het oneindige verhaal heet. Het land vol draken, prinsessen en andere denkbeeldige wezens dat in dit boek-in-het-boek wordt opgeroepen heet niet voor niets Fantasië, en is zo levensecht dat Bastiaan, totaal meegesleept door de betovering van het verhaal, op een gegeven moment zelf in die denkbeeldige wereld terechtkomt. Als je jezelf dusdanig hebt verloren in een boek is er natuurlijk een probleem, en het kost hem dan ook grote moeite om uiteindelijk weer naar zijn eigen vertrouwde omgeving terug te keren.
Het oneindige verhaal is evenmin te vinden op de fantasy-afdeling. Het staat op de plank met kinderboeken. In die lezerskring trekt men zich immers niet al te veel aan van het onderscheid tussen de wereld van alledag en die van de fantasie - maatschappelijk verantwoorde kost over incest, drugsgebruik en straatgeweld ten spijt.
Toch zijn ook miljoenen volwassen lezers ontvankelijk gebleken voor diezelfde macht van het geschreven woord. Het wereldwijde succes van J.R.R. Tolkiens trilogie The Lord of the Rings spreekt dat wat dat betreft boekdelen. En ook de welgekozen titel In de ban van de ring, waaronder het werk in 1966 in Nederland verscheen, doet met terugwerkende kracht welhaast profetisch aan.

Alledag

In 1997 voerde de Britse boekwinkel Waterstone's een lezersonderzoek uit met de vraag: Wat is het beste boek van de eeuw? Nummer een was The Lord of the Rings, gevolgd door 1984 en Animal Farm van George Orwell - ook niet bepaald werken die het leven van alledag beschrijven. The Daily Telegraph en de respectabele Folio Society vertrouwden de uitslag niet en deden beiden het onderzoek nog eens over. Opnieuw eindigde Tolkien op de eerste plaats (Orwell moest wijken voor Jane Austen en Charles Dickens).
Zo'n boek moet wel een immense invloed hebben, en dat is inderdaad het geval. De belevingswereld van de vroeg-twintigste-eeuwse jeugd is erdoor gestempeld, al zullen de talloze jongeren die zich toeleggen op het kaartspel Magic of per Nintendo-computer op een queeste uittrekken in een spelletje als The Legend of Zelda er dikwijls geen idee van hebben dat hun geliefde fantasiewerelden gewoonlijk zijn opgetrokken volgens het Tolkien-model: kwaadaardige Orks, nobele elfen, tovenaars met magische krachten, helden met zwaarden en een duivelse tegenstander die de wereld in het verderf wil storten. Tolkiens creaties zijn welhaast tot cliché's van de fantasy geworden. Zo verwonderlijk is dat niet, want het begrip bestond vóór het succes van The Lord of the Rings helemaal niet. Voor de uitgeverijen die winst roken en `fantasy' gingen uitgeven was de afbakening aanvankelijk duidelijk: fantasy was alles dat op Tolkien leek. Niet bepaald een basis voor literaire of inhoudelijke vernieuwingen, maar inmiddels zijn we een jaar of dertig verder en zit er meer leven in de fantasy dan aanvankelijk het geval leek.
Overigens bestond er natuurlijk al veel eerder zoiets als `fantasy', al had het beestje toen nog geen naam. Tolkien had het ook niet van een vreemde.

De man die algemeen beschouwd wordt als de grondlegger van de fantasy was William Morris (1834-1896), beter bekend als voorman van de arts & crafts-beweging. Morris' intense belangstelling voor het ambachtelijk handwerk van de Middeleeuwen kwam in al zijn ondernemingen tot uiting. Hij ontwierp behang, glas-in-lood, borduurwerk en meubels en was ook nog eens politiek actief. Aan het eind van zijn leven richtte hij de Kelmscott Press op, een eigen uitgeverij, waar hij handgemaakte boeken drukte, in een lettertype naar eigen ontwerp. Natuurlijk schreef hij ook zijn eigen boeken en vond, als het ware tussen de bedrijven door, de fantasy-roman uit.

Thou's

Morris' boeken spelen zich af in verzonnen werelden van een duidelijk Middeleeuwse garnituur, tot en met het quasi-archaïsche taalgebruik toe. De hoofse wijze waarop de personages met elkaar converseren, met veel Thou's, Yea's en Nay's, klinkt tot op de dag van vandaag door in de fantasy-literatuur. Morris' bekendste boek is The Well at the World's End. Zoals de titel al verraadt gaat het hier om een queeste. Aan zijn laatste boek The Sundering Flood, voegde hij zelfs een landkaart toe, een praktijk die sedertdien gemeengoed is onder fantasy-auteurs die enigermate serieus genomen willen worden.
Maar met een verzonnen wereld alleen ben je er niet, vindt Richard Heufkens, oprichter van het fantasy-vertalersgenootschap Melenkurion en zelf vertaler van auteurs als Raymond E. Feist en Juliet E. McKenna: `Magie is een wezenlijk onderdeel van fantasy. En dan niet zo maar magie: ze moet geput worden uit een bron, en ze moet accepteerbaar zijn. Magie is een kracht. Je kunt niet onbeperkt blijven toveren. En juist dat maakt manifest wat er in onze eigen wereld leeft, maar op een verborgen niveau van de geest.' Als voorbeeld noemt Heufkens de Coldfire Trilogy van C.S. Friedman: `In dat boek geeft de magische kracht gevoelens en gedachten letterlijk handen en voeten. Angst kan zich bijvoorbeeld manifesteren als een monster. Zo bevat het verhaal, net als de oude sprookjes, een diepere wijsheid: zo werkt de wereld.'
Om diezelfde reden is de Middeleeuwse atmosfeer in Heufkens' ogen een wezenlijk bestanddeel van de fantasy: `Als de techniek een grote rol speelt wordt het science-fiction. Het buskruit mag niet uitgevonden zijn. Voor ontploffingen hebben we magiërs.'

Een speurtocht op het Internet leert dat er diverse definities van fantasy in omloop zijn. Sommige maken onderscheid tussen `high fantasy' - verhalen die zich afspelen in een verzonnen wereld - en `low fantasy' - waarin deze wereld het decor is. Een wezenlijk kenmerk is `het onbestaanbare', maar dat is op zichzelf niet voldoende, omdat dan ook horror en science-fiction meetellen als fantasy, en dat is niet de bedoeling.
`Horror is een apart genre,' vindt Snoeren. `Daar is weliswaar ook sprake van een bovennatuurlijke andere wereld, maar het gaat er altijd om dat die wereld binnendringt in onze eigen wereld.' Maar er zijn altijd grensgevallen, zoals ook het onderscheid tussen sf en fantasy niet altijd klip en klaar is. `Als je een alternatieve, middeleeuws aandoende samenleving op een andere planeet situeert, zoals Jack Vance doet, ligt het heel dicht bij elkaar,' zegt Snoeren. `Het is niet meer dan een verschil in uitgangspunt. In science fiction geldt altijd het principe dat zo'n verhaal misschien ooit in de toekomst mogelijk zou kunnen zijn, al is het nog zo fantastisch.'

Mercurius

De vroege fantasy-auteurs trokken zich van dat soort overwegingen zelden veel aan. Zo voert E.R. Eddison de lezer op de eerste bladzijden van zijn The Worm Ouroboros (1922) mee naar de planeet Mercurius, een onwaarschijnlijke locatie die vervolgens geen enkele invloed heeft op het met veel gloed en glans opgeschreven, maar overduidelijk mediëvistisch getoonzette verhaal.
Fantasy is een vrijwel exclusief Angelsaksische aangelegenheid, waarschijnlijk doordat de traditie van het vertellen daar altijd levend is gebleven. Op de lijn die van Morris naar Tolkien loopt vinden we auteurs als Eddison en de zeer invloedrijke Lord Dunsany. Maar ook in het vooroorlogse Amerika waren er veel schrijvers die hun verhalen situeerden in werelden van eigen makelij. De scheidslijn tussen pulp en bellettrie was in de States, met zijn bloeiende tijdschriftencultuur, minder duidelijk dan in Engeland. Naast Astounding Science Fiction, waar de erfgenamen van Jules Verne een onderdak vonden, waren er publicaties als Weird Stories, die een onbekommerde mix brachten van science fiction, griezelverhalen en een variant van fantasy die zich later zou ontpoppen tot wat nu sword and sorcery heet. Het rolmodel van dit genre was Robert E. Howards Conan the Barbarian, een personage dat veel gemeen heeft met de even gespierbalde, maar nog legendarischer geworden Tarzan van Edgar Rice Burroughs.
Fantasy is dus niet per se een literair genre, net zomin als de detectiveroman of het avonturenverhaal. Op het moment dat Tolkien ten tonele verscheen was er al fantasy in alle soorten en maten: de beroemde Narnia-reeks van C.S. Lewis is geschreven voor kinderen (maar zoals alle goede kinderboeken ook een traktatie voor de rijpere lezer). Er was The Once and Future King, de grootse bewerking van de Arthur-verhalen van Terence H. White, die overigens volgens de preciezen in de leer niet tot de fantasy gerekend zou mogen worden omdat het verhaal gesitueerd is in het oude Engeland. Nog zo'n apart geval vormen de Gormenghast-boeken van Mervyn Peake, die zich afspelen in een kasteel van groteske omvang, waarin magie noch monsters voorkomen, en die niettemin alom tot de grote werken van de fantasy worden gerekend. De BBC bracht vorig jaar een prestigieuze dramatisering van Peakes werk op het scherm. Een van de hoofdrollen was voor Christopher Lee (Dracula), die in de Tolkien-verfilming met precies dezelfde pruik en baard komt opdraven in de rol van de tovenaar Saruman.

The Lord of the Rings sloeg al bij zijn eerste verschijning in 1954/55 enorm aan, maar werd pas een echte wereldhit toen het boek in een pocketeditie verscheen. Dat was in 1965: boeken hadden indertijd een beduidend lager levenstempo dan tegenwoordig.
Vanuit hedendaags perspectief is het haast onvoorstelbaar, maar Tolkiens boek was destijds uniek. Vrijwel niemand had ooit zoiets gelezen. Maar dat veranderde snel. Tegelijkertijd met de herontdekking van Dunsany, Morris en al die andere grotendeels vergeten voorgangers begonnen de eerste Tolkien-navolgers hun eigen trilogieën te schrijven. Veelzeggend is dat het genre in de vroege jaren zeventig nog werd aangeduid als `adult fantasy'. Verzonnen verhalen waren tot dan toe kennelijk iets voor de kinderkamer.

Duimdik

Inmiddels is er een ware hausse aan fantasy-boeken op gang gekomen. Elke bibliotheek, elke boekwinkel heeft zijn eigen fantasy-hoek, en een zaak als The American Book Center in Amsterdam heeft zelfs een hele wand met duimdikke pocketboeken. Tolkien deed dertien jaar over zijn magnum opus (in zijn vrije tijd weliswaar), maar dankzij de geneugten van de computer produceert een hedendaags fantasy-auteur al gauw jaarlijks een pil van 750 pagina's. `Negentig procent van wat er op de markt komt is middelmaat,' zegt Snoeren, `maar dat heb je in de literatuur ook. En er zijn wel degelijk schrijvers die er heel eigen dingen mee hebben gedaan.'
Een vroeg voorbeeld uit het begin van de jaren zeventig is de Aardzee-trilogie van de Amerikaanse schrijfster Ursula LeGuin, waarin het centrale personage, de magiër Ged, zich gaandeweg bewust wordt van de morele implicaties van zijn magische krachten. In die zin is het een psychologische roman. Een aardige bijkomstigheid is dat elk deel vanuit het perspectief van een eigen hoofdpersoon verteld wordt. Verder komt er ook een tovenaarsschool in voor die wel eens model zou hebben kunnen staan voor het Zweinstein uit de Harry Potter-verhalen. Ook The Chronicles of Thomas Covenant van Stephen Donaldson is een boek dat het epigonisme ontstijgt. Donaldsons hoofdpersoon is een man uit deze tijd, die in een fantasy-wereld terechtkomt, maar weigert te geloven dat wat hem overkomt echt gebeurt. Dat levert niet alleen mooie psychologische spanning op, maar heeft ook gewichtige consequenties voor de loop van het verhaal. De voornaam van de man, Thomas, is natuurlijk niet voor niets gekozen.
Grote fantasy-schrijvers van dit moment zijn volgens Heufkens Robin Hobb en Guy Gavriel Kay. In het Nederlandse taalgebied wordt de fantasy-vlag hooggehouden door schrijvers als Peter Schaap, de in 1990 overleden Wim Gijsen, en W.J. Maryson. De laatste maakt deel uit van een groot fantasy-offensief dat Uitgeverij M in maart inzet onder de titel De Erfgenamen van Tolkien. Met in het achterhoofd natuurlijk de leus big business.
En stilaan begint de actieradius van de fantasy-auteurs zich uit te breiden. Fantasie heeft immers geen beperkingen, en er is vanzelfsprekend een aantal schrijvers wie de klassieke Tolkien-jas te krap zit. Auteurs als China Miéville en Jeff Noon beoefenen een soort fantasy waarin de hooggestemde ridderromantiek is vervangen door de harde overlevingscultuur van de grootstedelijke samenleving. `Dat noemen we urban of dark fantasy,' legt Snoeren uit. `Zoals gewoonlijk ontwikkelt het genre zich aan de grenzen.'

Voor sommige liefhebbers reikt het terrein van de fantasy beduidend verder dan boeken alleen, zo leert een bezoek aan de Elf Fantasy Shop in Den Haag. Van de twee etalages is er één rijk gevuld met Tolkien-boeken en -attributen, de ander is geheel gewijd aan Potter-parafernalia. Het hart van de winkel bevat naast een representatieve, maar verre van volledige collectie fantasy-boeken ook instructieve werken over witchcraft, wicca en Keltische cultuur. Verder is er een imposante hoeveelheid beeldjes en poppetjes te koop, in diverse prijsklassen - veelal draken en kobolden met een Anton Pieck-achtige voorliefde voor een rijke detaillering. De prijs van de meest exquisiete exemplaren loopt in de honderden guldens.
Maar dat is nog niet alles. Achterin de winkel vinden we magiërsstaven en drinkbokalen. Tevens zijn de wanden behangen met heuse zwaarden, met opschriften als Odin en Excalibur. Ze hangen er niet voor de sier alleen: gemiddeld drie maal per week gaat er een over de toonbank. En wie er 6500 gulden voor over heeft kan hier zelfs een compleet harnas verwerven. Te midden van al dit wapentuig zit een groepje twintigers om een tafel (een ronde, jawel), verdiept in een Role Playing Game, een spel waarbij de spelers hun eigen karakters, fantasiewereld en avonturen vorm geven.
`We hebben een beetje last van groeistuipjes,' zegt Stefan Struik, oprichter van de Elf Fantasy Shop (zelf benoemt hij zijn functie graag als `Hoofd-Elf'). Het zijn inderdaad hoogtijdagen. Binnenkort opent in Utrecht de vierde vestiging van de fantasy-keten haar deuren, en bovendien gaat het Elf Fantasy Magazine, tot voor kort nog een bescheiden huisorgaan, binnenkort in een oplage van 14.000 exemplaren de AKO- en Brunawinkels in.
Struik opende zijn eerste Elf-winkel zeven jaar geleden, in Delft. `Het moest een attractie worden, niet een winkel waar je meteen je portemonnee moet trekken.' Het begon met beeldjes en boeken over kruidenmengerij, maar het werkterrein breidde zich al snel uit. Naast de gewone liefhebber heeft de winkel ook klanten voor wie fantasy meer is dan een vrucht der verbeelding. Ze geloven in kabouters, of hebben ze zelfs gezien (Struik: `Het is mij nooit overkomen, maar ik wil niet zo arrogant zijn om dat zonder meer te ontkennen').
Een belangrijke doelgroep zijn de gamers, die overigens niet allemaal rustig om de tafel blijven zitten. Je hebt ook live role playing. `Er zijn circa 1500 mensen die zich van tijd tot tijd in een kostuum hijsen en een bos in gaan,' weet Struik. `Waarom ze dat doen? Tja, ik denk dat het met grenzen verleggen te maken heeft. Het is een manier om anders tegen de wereld aan te kijken, het geeft een ander perspectief.'
Struik omschrijft het gebied tussen de serieuze magie en de literatuur-magie als `een fantastisch spanningsveld.' Die uitersten bracht hij het afgelopen voorjaar bijeen in een grote Fantasy Fair, gehouden in het historische pretpark het Archeon, waar het personeel ditmaal niet als Romeinen en Middeleeuwse monniken was uitgedost, maar als heksen en Orks. Een grote beurs, alsmede de aanwezigheid van vooraanstaande fantasy-auteurs, maakte dat niet alleen beoefenaars van het occulte en verzamelaars van Magic-kaartjes, maar ook de louter literair geïnteresseerde liefhebbers volop aan hun trekken kwamen. Het evenement trok 7500 bezoekers, tweemaal zoveel als geraamd. Bij de volgende Fantasy Fair, die op 20 en 21 april gehouden zal worden in Kasteel de Haar, zal het aantal bezoekers naar verwachting de 10.000 overtreffen. Struik: `Grappig genoeg kreeg ik te horen dat ze in De Haar ook een cursus magie à la Harry Potter gaan geven, waarbij het kasteel wordt omgebouwd tot Zweinstein.'
Daar heb je hem weer, de onvermijdelijke Harry Potter. Hoort dat nu wel tot de echte fantasy? De tovenaarsschool Zweinstein ligt toch in Engeland? `Nou,' vindt Struik, `je moet wel het poortje naar het perron weten te vinden vanwaar de speciale trein vertrekt. Dus het gaat wel degelijk over een andere wereld.'  


© Frits van der Waa 2006