Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 02-07-1997, Pagina 6, BINNENLAND, recensie

Metzmacher bewijst waarde van Vermeulen

Vermeulen en Roussel, door het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Ingo Metzmacher. Concertgebouw, Amsterdam, 30 juni.

Van alle zeven dirigenten die zich de afgelopen weken op uitnodiging van het Holland Festival hebben gebogen over een symfonie van Matthijs Vermeulen verdient Ingo Metzmacher de hoogste lof. De manier waarop hij samen met het Radio Filharmonisch Orkest maandagavond de Vijfde Symfonie uitvoerde bewees dat hij niet alleen technisch, maar ook spiritueel boven de uitermate complexe materie staat. Een grandiozer afscheidsconcert had scheidend Holland Festival-directeur Jan van Vlijmen zich niet kunnen wensen.

De muziek van Vermeulen, Nederlands grootste en meest miskende componist, is veeleisend maar niet onspeelbaar, zoals wel wordt beweerd. De Vijfde Symfonie is de langste en meest gecompliceerde van de zeven. Het stuk is zelden, en tot eergisteren nog nooit werkelijk bevredigend uitgevoerd. Het schijnbare gemak waarmee Metzmacher perspectief bracht in de wemeling van melodieën en een perfecte balans bereikte tussen de tegen elkaar optornende instrumentale lagen, toonde aan dat Vermeulen wel degelijk wist wat hij deed.

Tegelijkertijd was juist in deze perfecte uitvoering goed te horen dat het muzikaal betoog van de Vijfde niet geheel bevredigt. Zowel in het tweede als het derde deel wil de cirkel zich niet sluiten, en houdt de aanzwellende vloedgolf van muziek op een schijnbaar willekeurig moment op.

Dat neemt niet weg dat Vermeulens muziek - zo is in dit project overtuigend aangetoond - een plaats in het concertrepertoire verdient. Dagelijkse kost zal het nooit worden, maar dat geldt ook voor een stuk als de Tweede Symfonie van Roussel, die in dit concert een nagenoeg even fascinerende uitvoering beleefde.

Vrijwel alle concerten (zeven symfonische en vijf kamermuziekprogramma's) waren mijlpalen in de uitvoeringsgeschiedenis van Vermeulens muziek. Het niveau van de uit 1983 stammende, later ook op cd uitgebrachte, registraties van het complete werk werd bijna bij voortduring overtroffen. En zelfs als een uitvoering beneden de maat was werd er op zijn minst nieuw licht op de muziek geworpen. Zo was de uitvoering van de Zevende door het Gelders Orkest verre van onberispelijk, maar kreeg het werk onder handen van Christopher Lyndon-Gee toch een vuur en een elan dat lijnrecht indruiste tegen de veelgehoorde mening dat Vermeulens latere werk minder sterk zou zijn.

Voorzover dat het geval is, geldt het eerder voor zijn kamermuziek dan voor zijn symfonieën. In het Strijkkwartet uit 1961 bijvoorbeeld manifesteert zich hetzelfde probleem als in de Vijfde, het stuklopen op de grote vorm. Maar dat probleem heeft hij in zijn meeste werken met succes, en op allerlei verschillende manieren opgelost. De stelling dat Vermeulen zijn leven lang hetzelfde stuk componeerde mist iedere grond. Juist als je die stukken binnen het bestek van enkele dagen hoort, blijkt elk stuk, hoewel onmiskenbaar Vermeulen, een eigen identiteit te hebben.

Dat grote dirigenten als Valeri Gergjev en Gennadi Rozdjestvenski zich sterk hebben gemaakt voor dit werk is een goede zaak. Maar tegelijkertijd hebben 'mindere goden' als David Porcelijn, Ed Spanjaard, Hartmut Haenchen - en bovenal Metzmacher - minstens zo veel affiniteit met en inzicht in Vermeulens klankideaal aan de dag gelegd. De uitvoering van de Tweede onder Rozdjestvenski mag dan onberispelijk zijn geweest, ze had ook iets mechanisch en ontbeerde het stormachtige optimisme dat zelfs in Vermeulens meest verstrikte, dissonante passages doorklinkt.

Wat er ook van komt, dit retrospectief heeft de Vermeulen-diehards die alle concerten hebben gevolgd vele onvergetelijke momenten bezorgd, en tevens allerlei misverstanden en vooroordelen uit de weg geruimd. Wat natuurlijk niet mag betekenen dat het laatste woord over Vermeulen nu gesproken is.


© Frits van der Waa 2006