afbeelding uit de strip Krazy Kat
Beginpagina
Nieuw op de site
Blog

Publicaties
Vertalingen online
Recensies

Shakespeare
John Donne
Edmund Spenser
Philip Roth
Cynthia Ozick
Henry James

Downloads
Links
Live ondertiteling
Contact
Zoeken


Statistieken/Privacy

Shakespeare volgens De Bruyn

Een lijst van andere vertalingen is te vinden op mijn Shakespeare-pagina's. Daar staan ook diverse vertalingen online.


Er verschijnt een nieuwe vertaling van 42 sonnetten van Shakespeare, je slaat hem open – en je schrikt. Begint Shakespeare zo:
From fairest creatures we desire increase,
That thereby beauty's Rose might never die,
But as the riper should by time decease
His tender heir might bear his memory.
Zijn nieuwe vertaler De Bruyn begint zo:
Van schoonheid willen wij de glorie
winnen op de tijd, zoals de roos dat doet:
op tijd en stond herbloeien
terwille van de glorie van haar soort.
Wat is dit voor vertaling? Geen rijm, geen metrum, een wel heel losse relatie met de Engelse tekst. En dan zijn de strofen ook nog eens ingedeeld naar de vorm van het Europese sonnet: twee kwatrijnen en twee terzetten (terwijl Shakespeare zich, in in zijn rijmschema hield aan de conventies van het Engelse sonnet: drie kwatrijnen en een distichon).

Die eerste schrikreactie had ik toen ik een paar van deze vertalingen in het wild tegenkwam in de bloemlezing Het mooiste van Shakespeare, waar ze staan ingeklemd tussen sonnetvertalingen van diverse andere vertalers die allemaal wél de moeite nemen om het originele rijmschema en metrum te volgen. Wat is dit, denk je dan. Een slordige proza-parafrase, waarin de dichter af en toe op Enter heeft gedrukt om het geheel de aanblik van poëzie te geven?

Maar daarmee doe ik De Bruyn onrecht. Eindrijm gebruikt hij misschien niet, maar doof voor de muziek van de taal is hij evenmin. Zijn vertaling van sonnet 29 begint zo:
Soms word ik uitgespuwd door schikgodin
en mensdom tegelijk. Niets en niemand luwt
mijn eenzaamheid, zo voos is mijn bestaan,
zo loos loei ik mijn verdriet naar boven.
Het rijmt misschien niet echt, maar toch ook weer wel. En een eenzaamheid die 'geluwd' moet worden vind ik mooi gevonden – eenzaamheid als een schrale oostenwind waartegen de spreker op zijn kale akker nergens beschutting vindt.

Niet dat De Bruyns 'verdoken rijm' altijd zo doeltreffend is. Soms zijn zijn vondsten erg banaal, zoals in sonnet 5: 'Weg is de tover / Van het lover, weg het sap – behalve / Dat van wijn, gevangen in een fles.' De tover van het lover? Pas op, laagvliegend gerijmel. Daarmee verbreekt hij de betovering van het gedicht zo drastisch dat ik me ook meteen ga ergeren aan de onlogica van de rest van de formulering (hoezo 'sap van wijn'?).

Zo zitten er meer ongelukkige regels in de sonnetten. Vooral de afsluitende distichons vind ik vaak stuitend banaal klinken; de cadans slaat ineens dood, de versregels lijken dan af te glijden naar proza. Maar elders staan weer mooie formuleringen, zoals in 23: 'ik strompel/in mijn wals van lood'. Of 'Lees mij, genees mij' in regel 12: een dichter die zo één is met zijn kunst dat hij doodgaat als hij niet gelezen wordt.

Juist die dingen in de vertalingen die me het meest bevallen, zijn vaak passages die helemaal uit De Bruyns eigen koker lijken te komen. Die wals van lood, het verband tussen lezen en genezen: het moet ergens in De Bruyns hoofd zijn ontstaan, want in het origineel vind ik het nergens terug.

Dus hoe moet je de kwaliteit van deze gedichten als vertaling beoordelen? De Bruyns nawoord geeft al een begin van een antwoord. 'Toch werd ik eerlijk gezegd door deze sonnetten zelden ontroerd,' schrijft hij. 'Bij zoveel verbaal vuurwerk voelde ik vooral bewondering.' Hij noemt de gedichten 'literaire stijloefeningen', vergelijkt ze met een 'literair speeldoosje', vol 'maniëristisch taalraffinement' en 'suikervrij sentiment', en zegt dan: 'wie daar vandaag echt wil van proeven, doet dat bij voorkeur in het Engels'.

Toch heeft hij geprobeerd om, zoals hij het zelf zegt, 'de wijn van de inhoud zo respectvol mogelijk over te gieten in een andere fles. Die fataal een andere vorm heeft natuurlijk.'

Hij zegt dus eigenlijk al bij voorbaat dat deze poëzie niet te vertalen is. En daarbij schemert door zijn woorden heen dat hij het eigenlijk ook helemaal niet wíl vertalen, omdat dit niet echt het soort poëzie is waar zijn hart naar uitgaat.

En toen hij het dan toch probeerde, heeft hij zich duidelijk niet tevreden willen stellen met het simpelweg omzetten van Engels in Nederlands. Hij heeft de gedichten niet alleen vertaald van de ene taal in de andere, maar ook van de ene poëtica in de andere. 'Maniëristisch taalraffinement' en 'verbaal vuurwerk' spreekt De Bruyn niet aan, dus zoekt hij naar andere middelen in zijn eigen repertoire om hetzelfde uit te drukken.

Wat 'hetzelfde' dan precies is, is de vraag, want de betekenis van de gedichten verandert natuurlijk mee met het poëtisch repertoire. Je kunt niet, zoals Shakespeare in de sonnetten schrijft over zijn geliefde, de schoonheid als een soort essentie isoleren, destilleren en in een flesje doen: het flesje heeft 'fataal een andere vorm'.

Er gaat in deze vertalingen dan ook heel wat verloren van de metaforenrijkdom en de spitsvondigheid van het origineel. Ik moet ook eerlijk bekennen dat de poëtica van renaissance en barok, van het taalraffinement en woordspel (maniëristisch of niet) mij meer aanspreekt dan de poëtica van De Bruyn. Als hij zegt dat de gedichten hem door het gebruik van dat verbale vuurwerk niet kunnen ontroeren, denk ik alleen maar: Je hebt ze gewoon niet goed gelezen. Volgens mij gaan in deze poëzie verbale spitsvondigheid en emotionele diepgang juist innig hand in hand.

Anderzijds is de afkeer van woordspelingen en ver doorgevoerde spitsvondigheid ook wel een beetje begrijpelijk. Woordspelingen staan in de Engelse literaire cultuur veel centraler dan in de Nederlandse. Je hoeft maar een Engelse krant op te slaan en al die vermoeiende krantenkoppen te lezen, de een nog lolliger dan de ander, om een indruk te krijgen van de soms ziekelijke neiging tot woordspeligheid bij Britten. In Nederland vinden we gewoon al snel gek genoeg, en lijkt (zeker tegenwoordig) de spitsvondige woordspeling eerder iets van de reclamewereld dan van de poëzie. En als vertalen meer is dan het omzetten van de ene taal in de andere, als je het beschouwt als een vorm van inburgeren, dan valt het dus ook wel te verdedigen om zelfs zulke aspecten als woordgrappen, metaforendichtheid, rijm en metrum aan te passen aan de normen van je eigen cultuur of je eigen poëtisch idioom.

Bij De Bruyn gaat dat erg ver. Zelfs de betekenis van de gedichten ondergaat bij hem nogal eens een subtiele maar onmiskenbare betekenisschuiving. Zo 'vertaalt' hij ook de in de sonnetten uitgedrukte gevoelens naar het emotionele 'idioom' van zijn eigen temperament. En ja hoor: ze worden fataal anders. Met name de zwartgalligheid, het nauw verholen cynisme en de misantropie die uit sommige sonnetten spreken, worden in deze vertalingen vaak danig afgezwakt. Twee voorbeelden. Sonnet 24 eindigt zo:
Yet eyes this cunning want to grace their art:
They draw but what they see, know not the heart.
Het is de worm van de twijfel die hier in de slotregels begint te knagen: 'Mijn geliefde is zo mooi, hij is de verpersoonlijking van al wat mooi én goed is. Maar toch, maar toch... is het wel echt zo? Ik kan immers niet in zijn hart kijken.' Daar heb je de in Shakespeares werk alomtegenwoordige obsessie met dubbelhartigheid en bedrog, een preoccupatie van de acteur en toneelauteur die van 'doen alsof' zijn beroep had gemaakt.

Dat wordt bij De Bruyn:
Altijd weer schiet kunst tekort: men schildert
wat het oog, niet wat het hart kan zien.
Hier geen wereld van bedrog, maar een wereld waarin mensen van hart tot hart met elkaar spreken, waarin het ene hart wél ziet of het andere hart oprecht is. Het is slechts de kunst die niet in staat is om dat wat het hart ziet uit te drukken, om de waarheid te vertellen. (Ook al geen toeval, dat bij iemand die zoveel reserve toont tegenover de 17de-eeuwse poëtica, juist de kunst tekortschiet.) Niet schoonheid als waarheid, maar waarheid zonder franje is nu de hoogste deugd.

Een ander frappant voorbeeld is het begin van sonnet 129, die beroemde bespiegeling over seksuele lust – die aap op onze rug die de mens krabbend en krijsend naar de verdommenis jaagt, als we Shakespeare mogen geloven. Want lust, zoals hij schrijft:
Is perjured, murd'rous, bloody full of blame,
Savage, extreme, rude, cruel, not to trust
Zo niet bij De Bruyn. O jawel, ook daar is ze 'venijnig/wreed en vals, tot bloed en moord in staat'. Maar De Bruyn schrijft niet over de lust in het algemeen:
Pervers is alle lust die zich verspilt
in lust zonder meer, een vergiet vol schaamte.
Want schaamteloos is dat soort van lust:
Bij De Bruyn is het niet langer een filosofische meditatie over de lust in zijn algemeenheid, maar de beschrijving van een casus, een ziektegeval, een specifiek sóórt lust. Lust zonder meer, dát is fout. Maar lust op zich, allez, daar is niets mis mee, impliceert de dichter van de Nederlandse versie.1

Het typeert het verschil tussen zowel de poëtica's als de temperamenten van beide dichters. En al spreekt de poëtica van de originele gedichten mij misschien meer aan, ik moet toegeven dat De Bruyn hiermee een heel opvallende, eigenzinnige en moedige vertaling van de Sonnetten aflevert.

Wel vraag ik me af of het zo'n goed idee was om de vertaling uit te brengen als een tweetalige editie. Dat is sinds de jaren '50 eigenlijk standaard. Cees Koster zet al vraagtekens bij dit verschijnsel in zijn recensie van de vertalingen van Van der Krogt en De Roy van Zuydewijn. Zeker in het geval van De Bruyn heb ik de indruk dat zijn vertalingen beter tot hun recht zouden komen als het origineel er niet meteen naast stond, juist omdat vertaling en origineel hier vaak zo ver uit elkaar liggen. Bij tweetalige uitgaven krijg je onwillekeurig de neiging om beide versies regeltje voor regeltje te vergelijken. Dan springt hier meteen in het oog hoeveel er is weggevallen, en dat is jammer, want het belemmert een beetje het zicht op het moois dat er ook voor in de plaats is gekomen.

De sterkste momenten in De Bruyns vertaling zijn vaak – ik zei het al – die plaatsen waar hij de gedichten naar zijn hand zet en zijn eigen inventiviteit de vrije loop geeft. Ik denk dat die inventiviteit beter tot zijn recht was gekomen in een uitgave zonder de originele sonnetten (of misschien met de originelen in een aparte afdeling ná de vertalingen geplaatst).

Links

Twee complete vertalingen uit deze bundel zijn online te lezen: bij mijn bespreking van de bloemlezing De mooiste van Shakespeare en op de site van Uitgeverij P.
Een interview met en enkele gedichten van De Bruyn zijn te lezen op de site van Meander.
Podiumkunstenaarscollectief De Bloedgroep maakte op basis van deze vertalingen de theatervoorstelling "Dark Pleasure / Donker Genot".
Guido de Bruyn op DBNL.


Amsterdam, 6 september 2006

Noten:
1: Het is bij nader inzien niet helemaal terecht om te doen alsof dit zo'n bizarre lezing is. De 'waste of shame' in de eerste regel van het gedicht wordt vaak opgevat als een woordspeling op 'waist of shame', en daarmee zou ook een prostituee bedoeld kunnen zijn. Dat het sonnet gaat over ongebreidelde, volstrekt ongeremde lust (buiten het huwelijk om) lijkt ook wel duidelijk. Het verschil tussen het originele sonnet en het accent dat door De Bruyns interpretatie/vertaling wordt gelegd, is misschien dus minder groot dan ik suggereer. (Terug.)



Shakespeare: Sonnetten
vertaling: Guido De Bruyn
uitgeverij P, Leuven 2006


Boeken:
Willem van Maanen
Roths 'Late Years'
Roths Exit Ghost
500 Gedichten...
Bestorm mijn hart
Komrij
Thomése en Wevers

Shakespeare:
De mooiste van...
Guido de Bruyn
Kunst van de liefde

Films:
César et Rosalie


Oude berichten
op Usenet