Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

schilderij van Verwey

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy

9

Men kàn geen vlammen als een gouden vloed
Uit éen vaas gieten in een andre vaas:
Daarbinnen branden ze en een bevend waas
Gloeit door het hulsel heen met halven gloed.

Open het nooit – het is zoo schoon, en ’t moet
Zó schoon zijn, blijvend in die zelfde plaats:
Die vlam zal niemand zien: zij zal, helaas!
Zichzelf verteren daar haar niemand voedt.

Brand niet zoo luid, mijn ziel! waaróm zoo luid?
Gij weet toch, dat ge alleen en stil moet zijn;
En veel begrijpen, daar me’ ú nièt verstaat;

Gloed bréngt geen gloed voort, ziel! úw gloed vergaat
Weldra, die grote, en zie, een schone schijn
Is om u, maar die ook dooft aanstonds uit.


Uit: Oorspronkelijk dichtwerk, eerste deel, 1882-1914, Uitgeverij Querido, Amsterdam, 1938.






Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44

'Mephistopheles Epicureus'