Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

portret P.C. Boutens


Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy

Negenentwintigste sonnet

Als van geluk en menschen afgesneden,
Ik om hun ongenâ ween in mijn hoek,
En dooven hemel kwel met ijdle beden,
En op mijzelf zie en mijn lot vervloek,
Wijl ik als de’ éen mij rijk wensch in verwachten,
Als tweede schoon, als derde veelbemind,
Dees man zijn kunst benijdend, dien zijn trachten,
Van wat ik meest geniet, het minst gediend;
Toch, als ’k mezelf haast minacht zulks bepeizend,
Denk ik temet aan u: dan, leedontvoerd,
Mijn ziel, als leeuwrik met den dag ontrijzend
Druilsche aard, lofzangen schalt aan hemels poort.
   Uw zoete min herdacht brengt zulk een weelde,
   Dat ’k dan op koon’ngen neêrzie als misdeelden.


Uit: P.C. Boutens, Verzamelde Lyriek, deel II, 1922-1943, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1968.



Aantekeningen:


r. 3 beden = gebeden, smeekbeden.
r. 10 temet = soms, af en toe.
r. 12 druilsche = een neologisme. Druil betekent sluimering, misschien moet het zoiets betekenen als loom, suf.


29 Engelse tekst
   + vertaling

oude spelling
Andere vertalingen:
A.S. Kok (1859)
Burgersdijk
Verwey
Moulijn-Haitsma Mulier
Decroos
Jan Campert
Van Elden
Jonk
Van der Krogt
Sonneveld
29 Van der Krogt
29 Hugo Claus


Digitaal boek

Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 52
Sonnet 95
Sonnet 109