Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

Chandos-portret van Shakespeare

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy


Update
1) Menno Wigman verwijst naar dit gedicht in zijn 'Berlijnse dagboekbladen' in Red ons van de dichters.
2) In 2007 deed ik een oproep naar meer informatie over Bastiaan van Heijningen, over wie zo weinig bekend lijkt te zijn (zie onderaan deze pagina). Dat verzoek is verhoord: al snel werd ik gemaild door Paulien van den Andel, een ver familielid van de jonge dichter, die eind jaren '70 haar afstudeerscriptie over hem schreef. Inmiddels heeft ze de volledige tekst daarvan online gezet, zodat hier nu uitgebreide informatie over het werk en het korte leven van deze dichter te vinden is.

Steun voor mijn (waarschijnlijnlijk wat vergezochte) vergelijking van 'Richtsnoer' met sonnet 66 vind ik daarin niet, maar wel voor Van Heijningens voorliefde voor de Engelse poëzie. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat hij de sonnetten van Shakespeare gekend heeft. Overigens heeft hij ook Engelse poëzie vertaald, onder meer Shelley's 'To a Skylark' – een vertaling waar ik benieuwd naar ben.

Afgaande op die scriptie moet de naam ook gespeld worden met een lange ij in plaats van y (zoals in de bloemlezing van Komrij). Dat heb ik wel gecorrigeerd op deze pagina, maar (nog) niet overal op de site.



In Komrijs 2000 en enige gedichten staat dit sonnet van Bastiaan van Heijningen:

Richtsnoer1

Vraag domoors raad, en slik de taal der zotten
Voor wijsheid; laat goedmoedig met u spelen
Door sterkren; duld dat huichlaars u bedotten;
Zwijg, hoe men u moog' ergren of vervelen;

Noem spaarzaamheid der hebzucht schrapend potten,
En englenzang 't gekrijs van schorre kelen;
Zorg bij zijn vijand met uw vriend te spotten;
Weet walging onder lachjes te verhelen;

Draag, kraken ook uw ribben, zonder morren
't Zwaar gebaleinde keurslijf der traditie;
Wees onder ezels ezel, lor bij lorren;

Begraaf uw fierheid duizend diepe voeten,
Verfoei de man en kniel voor zijn positie,
Dan prijst men u en zal u 'broeder' groeten.

Een vertaling kun je het niet noemen, maar het doet mij toch sterk aan Shakespeares sonnet 66 denken. Door Van Heijningens keuze voor de sonnetvorm, door de opbouw van het gedicht en door de strekking: die totale afkeer van de maatschappij, en vooral van huichelachtigheid en vleierij – de Shakespeareaanse fascinatie bij uitstek.

Het enige andere sonnet van Van Heijningen dat Komrij heeft opgenomen, doet ook al een beetje denken aan sommige Shakespeare-sonnetten – met name die sonnetten (zoals 71 en 74) waarin de dichter nadenkt over de wereld na zijn dood.

Dat gedicht heet 'Voorspelling', en het begint zo:

Wanneer ik heenga zullen 't weingen weten,
En enklen van die weingen zullen wenen,
En dan – wie weet, hoe ras ook zij vergeten
Wie uit hun oog voor eeuwig is verdwenen.

Toegegeven, de parallel met Shakespeare is hier veel verder te zoeken. Shakespeare betracht in 71 een soort bescheidenheid (die in zijn overdrevenheid overigens naar ironie zweemt): hij drukt zijn geliefde op het hart hem na zijn dood niet te prijzen, omdat hij dan maar uitgelachen zal worden: 'Iedereen zal je uitlachen dat je treurt om zo'n ouwe gek'.

Van Heijningen drukt een ander gevoel uit: hij lijkt enerzijds te verlangen naar de rust van het graf ("En 't oor, zo 't lach noch jubel op kan vangen,/Verneemt ook niet de snikkentaal der noden"). Anderzijds klaagt hij niet zozeer dat de wereld hem bespot, maar dat er maar 'weingen' om hem geven: een bijna puberaal zelfbeklag.

En terwijl Shakespeare sonnet 74 besluit met de traditionele conclusie dat na zijn dood zijn werk (zijn lofzang op de vriend) zal voortleven, eindigt Van Heijningen zo:

Dan heeft het uit met klagen en verlangen;
Mijn liefde en haat zijn die eens verren doden,
En liggen stil begraven in mijn zangen.

Al dat leven (dat ook slechts heeft bestaan uit klagen en verlangen) ligt niet stil te fonkelen in mooie verzen, maar ligt 'stil begraven' in zijn zangen – voor eeuwig verstomd.

Ik weet niet hoe ik dit moet opvatten: legt hij zich mismoedig neer bij de geringe eeuwigheidswaarde van zijn eigen werk (een schril contrast met de nauw verholen schrijverstrots die uit veel sonnetten van Shakespeare spreekt)? Of wil hij slechts zeggen: Wat heb ik eraan – die teksten op papier, dat zijn toch maar dode letters?

Dat Van Heijningens twee sonnetten over thema's gaan die veel dichters (en dus ook Shakespeare) bezighouden, is misschien nog geen reden om er meteen beïnvloeding in te zien. Maar toch ga ik fantaseren, en vraag ik me af of hij Shakespeare heeft gelezen... of in de jaren tachtig van de negentiende eeuw – mede onder invloed van Burgersdijks integrale vertaling? – wellicht een opleving plaatsvond van de belangstelling voor Shakespeares werk... of er ook bij andere dichters misschien invloeden aan te wijzen zijn...

Dezelfde gedachten bekropen me overigens bij het lezen van Jacques Perks 'Verzen voor een Vriend'. Ook daar lijk ik af en toe duidelijke echo's van de Sonnetten te horen. In de relatie tussen de ik en de jij-figuur natuurlijk – een mannenvriendschap die af en toe onmiskenbaar sensuele trekken krijgt, en waar in sonnet XXIV ook nog een vrouw in wordt betrokken:

Hoezeer die liefde [voor haar] mij ook mocht doorblaken
Mijn vriendschap overtreft haar duizendwerven.

In het begin van sonnet III, dat sterk doet denken aan Sonnet 18:

Mijn ziel gelijkt den blijden zomerdag
Die mij op deze lentedag doortrilt.
'k Gevoel mij als het wuivend windje mild
En om mijn lippen speelt een lentelach.

Het spel met eenheid en gespletenheid in sonnet XXIX:

Ik min in u mijzelf. Zal vriendschap sterven
Dan moet ik vijand van mij zelven wezen,
En al wat eender is en een, zij twee.

Misschien zitten die echo's alleen in mijn hoofd. Als je er te lang mee bezig bent, dreigt het gevaar dat ineens ieder feestmaal wordt bezocht door het spook van de Sonnetten.

Maar toch... maar toch...

En ondertussen blijf ik benieuwd naar meer informatie over Van Heijningen, over wie ik helemaal niets weet, en van wie ik verder geen werk kan vinden.

Amsterdam, 8/2/07



In Red ons van de dichters (2010) van Menno Wigman staat de volgende passage:

Mijn leraar Nederlands had dertig exemplaren van Komrijs befaamde bloemlezing aangeschaft en deelde die soms tijdens het laatste kwartier van zijn les uit. Tijdens de eerste keer werd ons gevraagd naar een gedicht op zoek te gaan dat we ronduit slecht vonden. Al snel had ik iets te pakken: een negentiende-eeuws, behoorlijk vermolmd gedicht van een zekere Bastiaan van Heyningen. 'Richtsnoer' heette zijn gedicht en ik had al bij voorbaat een afkeer van de wijze les die deze Van Heyningen mij zou leren. Toen ik gevraagd werd het sonnet voor te lezen merkte ik tot mijn verbazing dat het misschien niet eens zo'n slecht gedicht was. Nu ik de woorden hardop uitsprak merkte ik dat ze door een geheimzinnig ritme werden voortgestuwd. Vijftig seconden lang sprak ik een taal die ik nooit eerder had gesproken.
   Natuurlijk was ik niet onmiddellijk voor de poëzie gewonnen, daar was het mij allemaal veel te ernstig en ook te ingewikkeld voor. Toch vind ik het nog altijd een meesterlijke vondst om scholieren te vragen eerst een erbarmelijk slecht gedicht uit te kiezen.
Menno Wigman, Red ons van de dichters,
Prometheus, Amsterdam, 2010


Amsterdam, 16/6/11

Noten:
1: Bastiaan van Heijningen (1865-1889), Gedichten, Amsterdam 1889. Overgenomen uit Komrij's Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten., Bert Bakker, Amsterdam, 2004. (Terug.)


Sonnet 66
   van Shakespeare

oude spelling
Andere vertalingen:
A.S. Kok (1859)
Burgersdijk
Verwey
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Jonk
Van der Krogt
Verstegen
Karel D'huyvetters
Hugo Claus

Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44
Sonnet 45
Sonnet 46
Sonnet 47
Sonnet 48
Sonnet 49
Sonnet 50
Sonnet 51
Sonnet 52
Sonnet 53
Sonnet 54
Sonnet 55
Sonnet 56
Sonnet 57
Sonnet 58
Sonnet 59
Sonnet 60
Sonnet 61
Sonnet 62
Sonnet 63
Sonnet 64
Sonnet 65
Sonnet 66
Sonnet 67
Sonnet 68
Sonnet 69
Sonnet 70
Sonnet 71
Sonnet 72
Sonnet 73
Sonnet 74
Sonnet 75
Sonnet 76
Sonnet 77
Sonnet 78
Sonnet 79
Sonnet 80
Sonnet 81
Sonnet 82
Sonnet 83
Sonnet 84
Sonnet 85
Sonnet 86
Sonnet 87
Sonnet 88
Sonnet 89
Sonnet 90
Sonnet 91
Sonnet 92
Sonnet 93
Sonnet 94
Sonnet 95
Sonnet 96
Sonnet 97
Sonnet 98
Sonnet 99
Sonnet 100
Sonnet 101
Sonnet 102
Sonnet 103
Sonnet 104
Sonnet 105
Sonnet 106
Sonnet 107
Sonnet 108
Sonnet 109
Sonnet 110
Sonnet 111
Sonnet 112
Sonnet 113
Sonnet 114
Sonnet 115
Sonnet 116
Sonnet 117
Sonnet 118
Sonnet 119
Sonnet 120
Sonnet 121
Sonnet 122
Sonnet 123
Sonnet 124
Sonnet 125
Sonnet 126
Sonnet 127
Sonnet 128
Sonnet 129
Sonnet 130
Sonnet 131
Sonnet 132
Sonnet 133
Sonnet 134
Sonnet 135
Sonnet 136
Sonnet 137
Sonnet 138
Sonnet 139
Sonnet 140
Sonnet 141
Sonnet 142
Sonnet 143
Sonnet 144
Sonnet 145
Sonnet 146
Sonnet 147
Sonnet 148
Sonnet 149
Sonnet 150
Sonnet 151
Sonnet 152
Sonnet 153
Sonnet 154