Een samenvatting van de geschiedenis van Ajax

 

 

Een handjevol vrienden, gegroepeerd rond Han Dade, Carel Reeser en Floris Stempel richtten in 1883 een voetbalclubje op. Dade was de heuse eigenaar van een leren bal en Stempel werd de latere eerste voorziter bij de oprichting van Ajax in 1900. Ze noemden de club "Union", maar doopten het in 1894 om naar "Footh-Ball Club Ajax".

Na een enthousiaste start speelde Ajax aan het eind van de vorige eeuw een vrij anonieme rol. In navolging van de vele kleine clubs die rond 1900 als paddestoelen uit de grond schoten, besloot het driemanschap van het eerste uur, Stempel, Dade en Reeser, een brief te laten rondgaan waarin zij geinteresseerden opriepen om na te denken over de oprichting van "een geheel nieuwe voetbal vereeniging". Hiermee wilden zij definitief afrekenen met het oude succesloze Ajax.

In 1902 werd Ajax toegelaten tot de landelijke Nederlandse Voetbal Bond (NVB) en promoveerde direkt van de derde naar de tweede klasse.

Plannen voor woningbouw op het veldje in Noord dwong de club in de zomer van 1907 uit te kijken naar een nieuwe lokatie. Er werd ruimte gevonden aan de Middenweg in de Gemeente Watergraafsmeer. Er waren geen tribunes, geen kleedgelegenheid en geen waterleiding, maar er was een goede verbinding met de tram naar de stad en er was meer ruimte voor bijvelden. Als verkleedruimte werd het cafe aan de overkant van de weg gebruikt.

In juli 1908 fuseerden Holland en Ajax. De naam bleef Ajax, tenue en terrein bleven onveranderd. Mede met de steun van de nieuwe spelers, zoals de gebroeders Pelser en Ton Kooy, werd de basis gelegd voor de promotie van Ajax naar het hoogste niveau

In 1910 besloot het bestuur dat er een sprong naar de eerste klasse moest worden gemaakt . Na een inzamelingsactie onder de leden werd er gezocht naar een Britse trainer om de gelederen te versterken. In Engeland werd tenslotte al sinds 1871 gevoetbald en het niveau lag er veel hoger. De eerste betaalde trainer in de geschiedenis van Ajax werd de Ier John Kirwan. De oud-international had een lange carriere bij Tottenham Hotspur achter de rug en bleek zeer geschikt als trainer. Ajax won het kampioenschap van de tweede divisie in 1911

De doorbraak naar de eerste divisie in 1911 bleek helaas niet van lange duur. In het seizoen 1913-1914 degradeerde de club naar de tweede divisie en enkele spelers stapten uit teleurstelling over naar andere clubs. Op de puinhopen bouwde de nieuwe trainer Jack Reynolds aan een nieuw elftal dat drie jaar achtereen afdelingskampioen werd.

Tot de glorierijke periode van begin jaren zeventig golden de jaren dertig als "de gouden eeuw" van de club. In tien jaar tijd werd Ajax zeven keer afdelingskampioen en vijf maal landskampioen

Het vijfde decennium van Ajax begon met een zeer trieste periode. Honger en onderdrukking domineerden het leven in bezet Europa. Er werd wel doorgevoetbald, maar sport was volkomen bijzaak. Het bezoeken van voetbalwedstrijden werd in de oorlogsjaren vooral ervaren als afleiding.

Drie weken na de bevrijding speelde Ajax voor het eerst weer wedstrijden. In het allerhaast georganiseerde Amsterdamse Kampioenschap na duels met DWS (6-4), Blauw Wit (5-4) en De Volewijkers (1-0) wint Ajax de cup. In oktober keerde trainer Jack Reynolds terug uit Duitse gevangenschap. Onder zijn leiding won Ajax in het seizoen 1945-1946 voor de achtste keer het afdelingskampioenschap. De landstitel was nog te hoog gegrepen.

In 1950 werd uitbundig het gouden jubileum gevierd met vele festiviteiten. In het Amsterdams Historisch Museum wordt de tentoonstelling "De watergraafsmeer en 50 jaar Ajax" geopend en voeren spelers Rinus Michels, Cor van der Hart en Guus Drager een jubileumrevue op

Het voetbal in Nederland kreeg een geheel ander karakter door de invoering van het betaald voetbal in 1954. Tot die tijd hadden alle spelers een vaste baan. Doordat in het buitenland met voetballen veel geld viel te verdienen verdwenen veel topspelers uit ons land.

De eerste helft van de jaren zestig kun je voor Ajax omschrijven als 'een stilte voor de storm' voorafgaand aan de successen aan het eind van dat decennium. Onder leiding van de Engelsman Vic Buckingham speelde Ajax wel een aardige serie wedstrijden, maar werd er geen enkel landskampioenschap gewonnen.

Het seizoen 1964-1965 is een absoluut dieptepunt in de na-oorlogse geschiedenis van Ajax. Op drie punten na degradeerde de club naar de tweede divisie. Dit ondanks de aanwezigheid van spelers als Swart, Cruijff, Piet Keizer en Wim Suurbier, die later furore in Europa maakten. Vic Buckingham trok zijn conclusies en vertrok. Het bestuur, met Jaap van Praag als kersverse voorzitter, stelde met onmiddellijke ingang Rinus Michels, oud-speler en trainer van Zandvoort-Meeuwen en AFC, aan als opvolger. Michels werd de eerste Nederlandse vaste trainer van Ajax en bracht de club definitief naar de Europese top

Met de komst van Rinus Michiels, bijgenaamd "de sfinx" omdat hij tijdens zijn werk zuinig was met woorden, werd ook het professionalisme in de club geintroduceerd. Michiels hanteerde een aanvallende speelstijl waar Ajax vandaag de dag nog bekend om staat. Verder haalde hij ervaren spelers als Henk Groot (Feyenoord), Co Prins (Kaiserslautern) terug naar Ajax en nam Gert Bals van PSV over.

Met de successen op nationaal niveau onder trainer Rinus Michels werd aan het eind van de jaren zestig de basis gelegd voor de Europese hegemonie van Ajax in de jaren zeventig. In de gouden jaren 1971, 1972 en 1973 veroverde de club driemaal op rij de Europa Cup voor landskampioenen. Respectievelijk Panathinakos (2-0) ,Inter Milan (2-0) en Juventus (1-0) werden het slachtoffer van de Europese zegereeks van de Amsterdammers. In de strijd om de wereldcup in 1973 tussen de Europese en Zuid-Amerikaanse kampioen werd het Braziliaanse Independiente verslagen. Ajax bedankte voor het spelen van de officieuze Wereldcup in 1974 vanwege het slopende wedstrijdschema.

Het gouden elftal geniet nog steeds een ongekende populariteit. Over de gehele wereld worden de namen van Arie Haan, Johan Neeskens, Piet Keizer, Wim Suurbier, Barry Hulshoff, Arnold en Gerrie Muhren, Johnny Rep, Ruud Krol, Johan Cruijff en Velibor Vasovic nog moeiteloos opgedreund.

Na de "tweede gouden eeuw" verloor Ajax niet alleen de koppositie in de nationale en Europese competities, maar ook enkele belangrijke spelers. Op 23 februari 1975 volgde de eerste nederlaag in Stadion De Meer sinds 1969, FC-Amsterdam won met 2-4. 'Mister Ajax' Sjaak Swart nam in 1973 afscheid na zeventien trouwe dienstjaren, 603 wedstrijden en 228 doelpunten voor Ajax op zijn naam te hebben gezet. Piet Keizer en Arie Haan verlaten het team na onenigheid met de nieuwe trainer Hans Kraay en Johan Neeskens volgde in 1974 Cruijff naar Barcelona. Van het ooit onverslaanbare team bleef alleen Ruud Krol over.

Met nieuwe spelers als Tscheu La Ling, Ruud Geels, Simon Tahamata, Soren Lerby en Frank Arnesen trad Ajax uit de schaduw van het succesteam van begin jaren zeventig. De Deense golf, later volgden ook Jan Molby, Henning Jensen en Jesper Olsen, bracht Ajax wederom successen. In 1976, 1979 en 1980 werd Ajax landskampioen en won in 1979 voor de tweede keer in haar geschiedenis de "dubbel"; de titel en de nationale beker. Op Europees Niveau bleef succes echter uit.

De jaren tachtig stonden bij Ajax vooral in het teken van de jeugd: telkens weer trok de club, zoals dat al snel heette, "een blik met talent open", afkomstig van het jeugdcomplex Voorland. Maar spelers die bij Ajax uitgroeiden tot internationale toppers, bleken voor de club moeilijk te behouden. Na de leegloop die volgde op de drie gewonnen Europa Cup I finales, werd Cruijff bij zijn terugkeer als speler in 1981, dan ook als een verloren zoon binnengehaald.

Op nationaal niveau werd in de periode 1981 tot en met 1987 drie maal het landskampioenschap en drie maal de KNVB-beker gewonnen. De schutters van Ajax waren de trefzekerste van Europa. In zes jaar werd er 628 keer gescoord

Aan het eind van de jaren tachtig onderging Ajax de moeilijkste periode in haar geschiedenis. De eerste helft van het seizoen 1988-1989 verliep ronduit dramatisch. Onder leiding van trainer Kurt Linder, stond Ajax na de eerste zes weken op de onwaarschijnlijk lage klassering van veertiende in de eredivisie. Een onhoudbare situatie voor trainer en bestuur. Zij zwichtten onder de kritiek en stelden hun plaatsen ter beschikking.

Louis Van Gaal is onomstreden de meest succesvolle coach in de geschiedenis van Ajax. In zes seizoenen sleepde hij met assistent-coaches Gerard van de Lem en Bobby Haarms en de vaste trainersstaf van Ajax de ene na de andere prijs binnen.

Het hoogtepunt van het succesvolle seizoen 1994-1995 waarin Ajax -behalve de KNVB-Beker- alles won wat er te winnen viel was de strijd om de Wereldbeker in Tokio. Op 28 november 1995 trof Ajax het Braziliaanse Gremio, de latijns-Amerikaanse kampioen. Het was aanvoerder Danny Blind die na verlenging de beslissende strafschop verzilverde en voor de tweede keer in de geschiedenis de wereld toonde dat Ajax de sterkste was.