Liefdewerk Oud Papier wordt vervolgd

Uit: Welingelichte Kringen, 1995, buro Jansen & Janssen.


'Liefdewerk Oud Papier' luidde de kop boven het stuk waarmee buro Jansen & Janssen in de zomer van 1994 een infiltrant ontmaskerde die er zeer bijzondere methoden van werken op nahield. De onthullingen verschenen in het maandblad Onze Wereld en de Volkskrant en baarden veel opzien. Deze Paul Pieter Oosterbeek werkte voor Algemene Beveiligings Consultants van Peter Siebelt in Vinkeveen. Dit `recherche-adviesbureau' in 1986 begon met risico-analyses voor bedrijven met belangen in bijvoorbeeld Zuid-Afrika of Israël en specialiseerde zich later in adviezen over de gevaren van actiegroepen in het algemeen.

Onder de naam Marcel Paul Knotter haalde Oosterbeek oud papier op bij tientallen Derde Wereldorganisaties en actiegroepen en bracht het direct naar Vinkeveen. ABC gaf de handel in oud papier een geheel eigen invulling.

Verschillende organisaties die hun foute fotokopieën en afgekeurde uitdraaien aan Marcel Paul meegaven, hadden in het recente verleden de ervaring dat geheime stukken in verkeerde handen terecht waren gekomen.
De groep Parlementariërs tegen Apartheid van Jan Nico Scholten (AWEPA) - vaste klant van Marcel Paul - vond interne correspondentie terug in lastercampagnes in de Telegraaf.
De Parlementariërs tegen Apartheid realiseerden zich al bij de eerste geruchten over de oud papier-affaire dat ze de duivel zelf in huis hadden gehaald. Jan Nico Scholten is al jaren een gewild slachtoffer van haatcampagnes in de rechtse pers. Dat hij het basismateriaal daarvoor al die tijd zelf lijkt te hebben aangeleverd, gaf een grote schok. Er kwam een papierversnipperaar, een nieuw sleutelbeleid en Marcel werd de wacht aangezegd.
In april 1994 werd de waarnemersdelegatie van AWEPA, die de verkiezingen in Zuid-Afrika ging volgen, door de Telegraaf valselijk beschuldigd van misbruik van subsidies. Blijkens een hetzerig artikel beschikte het ochtendblad over correspondentie tussen AWEPA-president Scholten en de directeur van de afdeling Ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie, Livi. De verslaggever suggereerde onder andere dat de subsidie aan de delegatie loskwam in ruil voor de deelname van de vrouw van Livi. Tegen de aantijging dat de waarnemersdelegatie "geen enkele officiële status" had, spande AWEPA met succes een kort geding aan. De Telegraaf moest rectificeren en deed dat, uiteraard op postzegelformaat. De vraag hoe de krant wist wie er o p voorlopige versies van deelnemerslijsten stonden, bleef met een beroep op het verschoningsrecht onbeantwoord.

De infiltrant

Handel in oud papier was niet Marcel Pauls enige specialiteit, ook op het gebied van de infiltratie heeft hij zijn strepenverdiend. De eerste jaren had Marcel Paul Knotter een bijzondere belangstelling voor Zuid-Afrika. Hij gaf zich uit voor onderzoeke r met als persoonlijke hobby naar het uitkwam invloedrijke families als de Fenteners van Vlissingen (SHV/Makro) of machtige multinationals met belangen in apartheid, zoals Unilever en Van Leer. Met de kerkelijke onderzoeksorganisatie Osaci (inmiddels Oiko s geheten) in Utrecht als basis -waar hij acht jaar werkte als vrijwilliger- bouwde hij zijn netwerk op. Hij wandelde binnen bij Pax Christi, Kairos en bij Bijeen in Den Bosch.

Hij wist zich zelfs binnen te werken bij het Shipping Research Buro, waar geen journalist of actievoerder ooit rechtstreeks op bezoek kon gaan. Vanwege het gevoelige onderzoek naar illegale oliehandel met Zuid-Afrika werd de locatie van h et kantoor zoveel mogelijk geheim gehouden. Niet voor Marcel Paul Knotter. Via contacten in het bestuur en op voorspraak van Osaci viel hij daar begin 1989 in voor iemand met zwangerschapsverlof. Ondanks argwaan bij andere medewerkers kon hij daar een hal f jaar blijven werken.

Zijn aandacht ging ook uit naar kleinere en meer radicale onderzoeksgroepjes. Via het Archievenoverleg leerde hij onder andere mensen kennen van het Fascisme Onderzoekskollektief (FOK), het Latijns-Amerikacentrum Ultimatum, het Anti Militaristies Onder zoekskollektief Amok, de onderzoekers van Kleintje Muurkrant uit Den Bosch en buro Jansen & Janssen.

Hij was erg nieuwsgierig naar de mensen achter de inbraak bij Anglo-American. Twee keurig uitziende heren hadden zich op een zaterdag in het kantoor laten insluiten door de schoonmakers om een paar uur later met goedgevulde aktetassen weer te vertrekke n. De gepubliceerde buit onthulde de sluipwegen van de diamanthandel met Zuid-Afrika.

De laatste jaren werkte hij als vrijwilliger een dag per week op het secretariaat van het Schone Kleren Overleg. Het Overleg was een campagne gestart tegen het inkoopbeleid van C&A vanwege de slechte omstandigheden bij kledingproductie in lage lone nlanden en in illegale naai-ateliers hier. Bij de vergaderingen leerde hij mensen kennen van de fondsenorganisatie X-Y, Consumenten Contact, de NOVIB, de FNV, het SOMO, de landelijke India-werkgroep en de Bangla Deshgroep. Sommigen van hen werden klant vo or het oud papier. Ook het bedrijfsverzamelgebouw aan de Minahassastraat in Amsterdam, waar het Overleg kantoor hield, kwam op de lijst, wat weer 15 organisaties meer betekende. Hij verhuisde met het Schone Kleren Overleg mee naar de Kinkerstraat, naar de ruimte van het Autonoom Centrum. In die radicale hoek voelde hij zich misschien toch minder op zijn gemak want het laatste jaar kwam hij steeds minder.

Marcel Paul had ook plannen voor de toekomst. Greenpeace was begin 1994 bezig met de voorbereiding van grote acties tegen de chloor-industrie. Voor Marcel Paul was dat het moment om oude contacten aan te halen. Hij benaderde een oud-bestu urslid van Kairos voor wie hij ooit een paar klussen deed en die inmiddels als campagneleider bij Greenpeace werkte. Maar hij vertrouwde Marcel niet helemaal en liet zich niet verleiden tot een lunchafspraak.

Ontmaskerd

Zeven van de betrokken organisaties deden eind augustus 1994 aangifte van oplichting omdat Marcel Paul tegenover hen verzweeg wat hij precies met het oud papier van plan was.(1) Naar aanleiding van kamervragen begon het ministerie van Justitie tegelijk ertijd een onderzoek naar ABC op verdenking van ontduiking van de vergunningplicht die sinds kort geldt voor recherchebureaus.

De zaak is in behandeling bij de hoofdofficier van justitie in Utrecht omdat in dat district naast de helft van de aangevers ook de verdachten gevestigd zijn. Meer dan een half jaar na de aangifte is er nog geen nieuws. Het onderzoek naar de strafbare feiten, de oplichting en de ontduiking van de vergunningplicht is in handen van de politie van de regio Ronde Venen. Het enige dat recherchechef Nico Nooteboom eind januari kon zeggen, was dat hij hoopte binnen enkele weken tot een afronding te komen.

Sinds het moment dat er aangifte werd gedaan, is er niets meer gepubliceerd over de oud papieraffaire.
Wat is er sindsdien gebeurd?
Er zijn praktisch geen nieuwe organisaties opgedoken om toe te voegen aan de lange lijst van groepen waar Marcel Paul contact mee had. Het comité Nieuwe Internationale Orde (NIO) meldde zich. Ze kenden Marcel als een tragische figuur die zich aanb ood voor allerhande klusjes. Hij mocht stukken kopieëren en de post op de bus doen. Het NIO hield zich in die tijd, 1990-'91, bezig met de bananenhandel en kwam op voor kleine boeren die door de nieuwe EG importquota buiten de boot dreigden te vallen . Marcel Paul toonde zich niet inhoudelijk geïnteresseerd in het NIO maar des te meer in de persoonlijke hobby van een van de medewerkers. Deze zat bij het Ghana-comité en verdiepte zich in het bedrijf Flisco Helmond dat stoffen produceert voor de Afrikaanse markt en daarmee lokale producenten brodeloos maakt. Flisco is eigendom van de textieltak van de familie Fentener van Vlissingen, de eigenaars van de Makro.

Marcel Paul bleek ook in linkse kringen in België bekend. Eind jaren tachtig bezocht hij een links journalistencollektief in Antwerpen. Geert Kortebeek herinnert zich verhalen over multinationals en Belgische belangen in Zuid-Afrika. Marcel Paul b eweerde geheime informatie te hebben die echter zo gevoelig zou zijn dat hij er de grens niet mee over durfde. De Morgen schreef in december 1994 een halve pagina vol over de Belgische connectie.

Buro Jansen en Janssen vervolgde het onderzoek naar Marcel Paul en ABC sinds de ontmaskering op een lagere versnelling. Dat leverde verder geen schokkende feiten op maar wel een grote hoeveelheid aanvullende informatie. Er kwam ook informatie van mense n die Marcel Paul Knotter uit een andere context kenden, of die meer over Peter Siebelt wisten. Niet iedereen wilde met naam en toenaam genoemd worden. Daar waar meerdere bronnen elkaar bevestigden, is hun informatie in het verhaal verwerkt. Waar geen bevestiging gevonden kon worden, wordt de zegsman opgevoerd als anonieme bron.

Acht jaar lang

De reacties van Marcel Knotter en Peter Siebelt op de ontmaskering waren onthullend. Hun weerwoord gaf een aardig inkijkje in hun gedachtenwereld, het bood zelfs aanknopingspunten voor vermoedens over connecties in de extreem conservatieve hoek.
In de begintijd van Marcel's carrière bij ABC stonden de bedreigde bedrijven met belangen in Zuid-Afrika centraal. Acties van anti-apartheidsactivisten en onvrede over het opsporingsbeleid van de overheid betekenden gouden tijden voor recherchebureaus die bepaalde klussen wel wilden aanpakken. Wie namen de eigenaren van de Makro in de arm voor het opsporen van de Rara?
Sinds het tij in Zuid-Afrika ten goede gekeerd lijkt te zijn, heeft het werkterrein van ABC en Marcel Knotter zich definitief verbreed.

Maar eerst nog éen keer de vraag: hoe heeft het zover kunnen komen?
Bijna acht jaar lang is het Marcel Paul Knotter gelukt om zijn ware identiteit verborgen te houden. Niemand wist waar hij woonde en waar hij vandaan kwam. Dat het onderzoek naar zijn achtergronden nooit eerder is doorgezet, heeft te maken met de manier waarop hij zich opstelde. Zijn houding was ongrijpbaar, hij kwam niet opdagen op afspraken en vertoonde nimmer het gedrag dat van een `typische' infiltrant wordt verwacht. Hij hoefde niet zo nodig door te dringen tot de `harde kern' of tot de `echte geheimen'. Clubs waar hij werkte, lieten hun wantrouwen varen als bleek dat hij niet naar vergaderingen kwam, niet eens de notulen hoefde te hebben en zelfs de nieuw binnengekomen post liet liggen. En als het vuur hem wel te na aan de schenen werd gelegd, ver dween hij een tijdje uit beeld. Deze low profile aanpak garandeerde een voortdurende toegang tot allerlei clubs. Dat het noemen van de naam van een wederzijds bekend iemand in bepaalde kringen dé code is om ergens binnen te komen, heeft hij ma ximaal uitgebuit. Het oud papier deed de rest.

Papier

Net als de infiltratie-carrière was het oud papierplan een lange termijnstrategie. Peter Siebelt had goede contacten met de directie van het Augustinuscollege in de Bijlmermeer, hij deed ooit de bewaking toen de school in een grote bouwput stond. Een nieuwe trampoline voor het gymlokaal moest dienen als het `goede doel' voor de opbrengst van het papier. Marcel Paul was echter al met inzamelen begonnen lang voordat er in het voorjaar van 1991 precieze afspraken met het Augustinuscollege waren gemaa kt.

Het Shipping Research Buro en de Parlementariërs tegen Apartheid (AWEPA) leverden al papier sinds Marcel Paul daar begin 1989 een half jaar vrijwilliger was. Hij maakte bovendien al in november 1990 zijn entree bij het Schone Kleren Overleg en had toen zeker tien clubs op zijn lijst, plus het verzamelgebouw aan de Minahassastraat. Dat hij daarbij stenciltjes uitdeelde op briefpapier van het Augustinuscollege vóórdat hij op de school was wezen kennismaken, werd Marcel Paul begin 19 91 bijna fataal. Eén van de oudpapier klanten vertrouwde het zaakje niet helemaal en werdbij een poging Marcel Paul via de school te achterhalen, doorverwezen naar Siebelt Beveiliging in Vinkeveen. Het kostte Marcel Paul later heel wat moeite en gedr aai om zich hier uit te praten. Hij moest toegeven dat hij Siebelt kende, benadrukte echter dat hun samenwerking tot het verleden behoorde; het papier werd ook niet langer bij Siebelt opgeslagen. Het was Marcel's redding dat Siebelt niet onder zijn eigen naam in het Vinkeveense telefoonboek stond en dat de term `beveiliging' meer associaties opriep met bewaking en honden dan met het verzamelen van inlichtingen.

Vanaf dat moment zorgde Marcel Knotter dat zijn verhaal klopte. Hij regelde een contactpersoon op het Augustinuscollege. Hij had een verhaal klaar over problemen met de opslag op de school. En hij schermde zichzelf af. Hij reed nooit zelf met oud papie r terwijl hij uiteindelijk wel een rijbewijs en zelfs een eigen auto bleek te hebben. Hij kwam altijd samen met iemand anders en in een klein autootje (een Panda of een Subaru). Zo was hij nooit alleen en kon hij altijd een selectie van het meest interess ante materiaal maken. Het was verschillende clubs opgevallen dat hij stapels onverkochte brochures en nooit uitgedeelde pamfletten liet staan. Hij wilde alleen wit papier en computeruitdraaien, dat bracht meer op. Toen ze bij de Filippijnengroep een keer grote schoonmaak hadden gehouden en Marcel's auto tot aan de nok toe volstouwden met 500 kilo ongesorteerd papier, was hij duidelijk not amused. Het duurde tijden voor hij weer een keer langs kwam. Het aanbod van een collega bij Osaci om de papierr ondes voor een kleine vergoeding met zijn nieuwe bestelbus te doen, bleef Marcel Paul zo beleefd mogelijk weigeren. De talloze voordelen van rijden met een grotere auto konden hem niet vermurwen.

Niemand wist waar hij woonde of hoe hij te vinden was. Alle clubs klaagden over zijn slechte bereikbaarheid en praktisch iedereen vond hem achteraf bezien wel een beetje eigenaardig; toch heeft hij jarenlang door kunnen werken.

Dit dubbelleven was alleen maar vol te houden door een verhaal te kiezen dat dicht bij de werkelijkheid lag en dat slechts marginaal aangepast hoefde te worden aan zijn werkomgeving. Zijn speciale interesses varieerden naar gelang zijn omgeving dat ver eiste. Het verhaal over het leed dat zijn familie vroeger was aangedaan, kende verschillende schuldige multinationals. Bovendien deed hij zich in radicalere kringen voor als een `softie' die voor een kerkelijke onderzoeksinstelling werkte. Omgekeerd scher mde hij in gematigde kringen met geheimzinnigheid over zijn heftige contacten. Als hij vertrouwen wilde winnen, vertelde hij over zijn angst voor represailles in verband met het werk dat hij deed. Of over de computer met tienduizenden namen die hij thuis had staan, de reden dat hij zijn adres nooit kon prijsgeven.
In alles wat hij zei, zat een element van waarheid (en niet meer dan dat). Het vergt nog heel wat gepuzzel om het plaatje compleet te krijgen.

Door de mand

Vlak voordat zijn ontmaskering publiek werd gemaakt, voelde Marcel Paul nattigheid. Een dag voordat de eerste journalist het hele verhaal te lezen kreeg, maakte hij een rondje langszijn contacten om poolshoogte te nemen. Hij ging langs bij Pax Christi en Wemos om mee te delen dat het de laatste keer was dat hij papier op kwam halen. Hij nam contact op met het Augustinuscollege voor een praatje over de stijgende prijs van het oud papier. Osaci, het oecumenisch onderzoekscentrum waar hij acht jaar als vr ijwilliger werkte, belde hij om te zeggen dat "de geheimzinnigheid die hij om zich heen gecreëerd had zich nu tegen hem keerde". Het leek hem beter een tijdje te gaan kamperen omdat hij "het gevoel had dat er mensen om hem heen hingen& quot;.

Na de onthulling in Onze Wereld en de Volkskrant koos Marcel Paul voor de slachtofferrol. In een brief die op de dag van publicatie gefaxt werd naar betrokken organisaties, speelde hij de vermoorde onschuld. "Laat ik me even voorstel len, Marcel-Paul K. dé 007-Paul P. O." Hij hield vast aan het verhaal dat het papier werd opgehaald voor het Augustuniscollege in Amsterdam, van de opbrengst werd onlangs eindelijk een trampoline gekocht. "Bij het bedrijf ABC schreef ik inc identeel tegen vergoeding als documentalist tijdschriften in, hetzelfde werk als bij Oikos en de Schone Kleren Kampagne. Gezien de huidige hetze lijkt het me duidelijk waarom ik dit nooit aan de grote klok heb gehangen. Ik loop lang genoeg in de `beweging ' mee om te weten dat ik geen beveiligingsadviseur met informatie op het spek moet binden."
Ook voor het gebruik van een schuilnaam had Marcel Paul een verklaring. Tijdens zijn lange loopbaan had hij het verhaal over het onrecht dat zijn familie door een multinational was aangedaan naar believen gebruikt als verklaring voor zijn eigen belangstelling in die richting, danwel als reden voor geheimzinnigheid over zijn achtergrond. Dit verhaal kende verschillende versies. Zo varieerden de verantwoordelijke multinationals - de ware schuldige werd nooit genoemd - en altijd speelde de geschiedenis zich ergens in het buitenland af.

Marcel Paul beweerde dat hij niets deed onder de naam Oosterbeek omdat zijn familie in de problemen zou kunnen komen door zijn activiteiten. Zijn ouders hadden na een lange strijd over geluidshinder moeten beloven nooit meer iets te ondernemen tegen het bedrijf dat de overlast veroorzaakte.

De werkelijke reden voor het gebruik van een schuilnaam is natuurlijk veel simpeler.
Als genoegdoening had een betonnen buizenfabriek in 1981 een huisje aan de dijk, buiten gehoorsafstand van het bedrijf, geregeld voor de familie Oosterbeek. De huur bedroeg het haast symbolische bedrag van 109,50 per maand (te corrigeren volgens het prijsindexcijfer van het CBS). Dit is het huis waar Marcel Paul alias Paul P. Oosterbeek officieel staat ingeschreven, hier rijdt hij heen na een dag werken in Vinkeveen. Het was ter bescherming van zichzelf dat hij die naam niet gebruikte.

Marcel Paul probeerde met de fax en met brieven aan clubs waar hij lang voor had gewerkt, een wig te drijven tussen zijn contacten en degenen die het onderzoek naar hem uitvoerden.Met Oikos zou hij het nog wel willen uitpraten, helaas was dat volgens h em niet mogelijk door de sfeer van bedreigingen en mogelijke aanslagen waar hij Jansen & Janssen voor verantwoordelijk houdt.

In de Telegraaf deed hij er nog een schepje bovenop. "Papierophaler vreest persoonlijke wraak linkse activisten". In de zaterdagkrant stond een paginagroot interview met de "meest gezochte man van de week" (die voor de Tel egraaf niet zó moeilijk te vinden bleek). Bij een foto van Marcel Paul op de rug gezien en in de verte starend: "Paul O. ondergedoken als een mol" werd het Onze Wereld-verhaal nog een keer breed uitgemeten en niet eens ont kend. Marcel Paul legde een dwaalspoor: niet híj is de diepte-infiltrant in de beweging, ze hebben de verkeerde te pakken. Hij weet wel waarom hij aan de schandpaal wordt genageld: "Ik ben natuurlijk een makkelijk slachtoffer omdat ik altijd heb geweigerd om mee te doen aan de harde acties."

Bij Oikos keken ze daar wel van op. Deze kerkelijke organisatie was een van de clubs waar Marcel's geheimzinnigheid over zijn achtergrond altijd in verband gebracht was met zijn mogelijk radicale contacten.
Tussen Oikos en hun trouwe vrijwilliger is het niet meer goedgekomen. Drie maanden na de ontmaskering kwam er een brief van Marcel Paul. Of de financiële vergoeding voor verrichte werkzaamheden met terugwerkende kracht geregeld kon worden. Hij maakte aanspraak op ruim f4000,- voor een dagdeel per week à f25,- per uur sinds begin 1993. Gelieve te storten op een rekening bij een Belgische bank in Antwerpen, ten name van P.P. Oosterbeek.
Greetje Witte-Rang van Oikos reageerde furieus. Als er al afspraken over geld zijn gemaakt, was dat met Marcel Paul Knotter uit Abcoude; een Paul P. Oosterbeek in België kent zij niet. Voor Marcel Paul is bovendien nimmer geld gereserveerd omdat hij -ondanks herhaald verzoek- nooit declaraties indiende en zich bovendien zelden hield aan gemaakte afspraken over aanwezigheid en werkzaamheden.

Als postadres gaf Marcel Paul in deze brief 'Post Liggend' bij het Postkantoor van Antwerpen op. Dat hij de afgelopen jaren vaak in België kwam was geen geheim, wat hij daar precies deed was minder duidelijk. Sommige mensen vertelde hij over een baantje als bijrijder op vrachtauto's, anderen hoorden dat het schoonmaken van schepen in de havens van Antwerpen zo goed verdiende. Ook kon Marcel Paul boeiend verhalen vertellen over survival-tochten in de Ardennen, dat deed hij regelmatig. Met moeilijkopvoedbare kinderen, zei hij.
De Belgische bank bleek van Marcel Paul een postbusnummer in Nederland gekregen te hebben. Die postbus waren we al eens eerder tegengekomen. In een nummer van het huurlingenblad Soldiers of Fortune van juli 1985, onder de advertentie: "Dutch shocktrooper seeks employment". De postbus staat op naam van Condor Survival, gevestigd op het adres van de familie Oosterbeek.

De stoottroepen - ook wel stormtroepen genoemd - zijn lang blijven teren op hun helden-imago uit oorlogstijd. Opgerichtin 1944 deden deze verzetsmensen inlichtingenoperaties vanuit het bevrijdde zuiden in het gebied boven de rivieren dat nog bezet was door de Duitsers. Na de oorlog namen stoottroepers deel aan de politionele acties in het voormalig Nederlands-Indië. In de loop der jaren zijn de stoottroepen gedegradeerd tot een binnenkort op te heffen regiment; ook dienstplichtigen konden daar hun tijd uitzitten. Marcel Paul leurde een paar jaar geleden met het blad van de Bond voor Oud-Stoottroepers en Stoottroepers (BOSS) - de adresstickers zorgvuldig weggescheurd - bij mensen die onderzoek doen naar extreem-rechts. Dat blaadje stond vol met med edelingen uit de regio en verslagen van reünie-bijeenkomsten met een levende geit als mascotte.

Het kan zijn dat hij die krantjes toen van zijn vader had, die was ambtenaar bij Defensie. In de zomer van 1993 treffen we P.P. Oosterbeek (met weer hetzelfde familie-adres) aan op de lijst nieuwe leden van de BOSS. Misschien vond hij daar de maatjes v oor zijn survivaltochten.

Kwaad

De directeur van ABC in Vinkeveen was minder goed in staat zijn woede te beheersen.
Naar buiten toe ontkende hij de aantijgingen in alle toonaarden. Peter J. W. Siebelt in de Telegraaf: "Dit verhaal is te mooi om waar te zijn. Ik ben de beweging erg dankbaar voor de gratis reclame maar ik heb geen oud papier nodig om aan mijn informatie te komen."

Wie hem aan de telefoon had, kreeg iets heel anders te horen. Volkskrant verslaggever Jos Slats belde ABC een dag voordat het maandblad Onze Wereld met het verhaal zou verschijnen om commentaar. Directeur Peter Siebelt ontstak in razernij en riep dat hij de veroorzakers van deze problemen zou weten te vinden. Ook de Tweede Kamerfractie van GroenLinks, die vragen liet stellen over deze affaire, werd uitgemaakt voor rotte vis.
Vervolgens zorgde Siebelt ervoor dat Onze Wereld hem het hele artikel toefaxte en schakelde hij Joost de Haas in. Deze Telegraaf verslaggever had wel vaker met dit bijltje gehakt. Hij had in het verleden meerder keren vertrouwelijke stukk en verwerkt, die hoogstwaarschijnlijk van ABC afkomstig waren, in hetzerige artikelen voor zijn krant. Recentelijk was dat in verband met Jan Nico Scholten en AWEPA in april 1994; in zijn stuk over de ontmaskering van `Paul O.' refereert Joost de Haas enigszins gniffelend aan deze artikelenserie. Dient Joost de Haas nu als tegenprestatie als spreekbuis voor ABC?

Peter Siebelt maakte er zelf geen geheim van dat ABC kan beschikken over onderlinge correspondentie van linkse organisaties. Na de ontmaskering belde hij de Volkskrant weer en dreigde "een boekje open te doen over GroenLinks". Ter onde rsteuning faxte Siebelt een brief gericht aan AWEPA, met als afzender de Tweede Kamerfractie van GroenLinks. De brief was een verzoek om betaling voor het detacheren van een partijlid bij de Parlementariërs tegen Apartheid. Siebelt vindt waarschijnli jk dat deze banden met AWEPA belastend zijn voor GroenLinks.

Wie Peter Siebelt spreekt, raakt binnen de kortste keren verzeild in een betoog over de macht van actiegroepen en hun `alliantie' met brede maatschappelijke organisaties en politieke partijen. Een betoog waarin de NOVIB figureert als een gevaarlijke cl ub en minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking de kroon spant in het verkwisten van het geld van eerlijke belastingbetalers.

In het artikel in de Telegraaf waarin Marcel Paul werd geinterviewd, zegt Siebelt dat hij het er niet bij laat zitten. Siebelt: "Ik ga een nieuwe poot aan mijn bedrijf toevoegen: een development department, waarin wij adviezen geven aan Der de Wereld-hulporganisaties die de afgelopen twintig jaar buitengesloten werden van de enorme subsidiestroom in dit land". Oosterbeek krijgt volgens de krant een baan als hoofd van deze afdeling aangeboden.

Siebelt lijkt geobsedeerd door het subsidievretende netwerk van de Derde Wereldbeweging en ziet het als zijn taak het gevaar dat uitgaat van de `alliantie' bloot te leggen. Ook de fax die Siebelt na de affaire aan zijn relaties en enkele politieke part ijen stuurde om zijn kant van de zaak toe te lichten, is voor meer dan de helft gewijd aan het complot achter het ontwikkelingshulpbeleid.

Het wereldbeeld van Peter Siebelt vertoont grote overeenkomsten met het conservatieve en soms extreem-rechtse gedachtengoed van clubs als het Oud Strijders Legioen (OSL) en aanverwante organisaties. Uit nader onderzoek bleek dat het hier om meer gaat d an een toevallige gelijkenis. De analogie in de gebruikte terminologie is frappant. Bovendien publiceerde het OSL gegevens die waarschijnlijk afkomstig zijn uit oud papier dat was opgehaald door Marcel Knotter. In het mei-nummer van het OSL-blad Stavas t stond een onsmakelijk artikel tegen Jan Nico Scholten dat geschreven was door voorzitter Prosper Ego. Het stuk richtte zich onder meer tegen de waarnemersdelegatie van de Parlementariërs tegen Apartheid die de Zuid-Afrikaanse verkiezingen zou g aan bijwonen. De beschuldiging van misbruik van subsidies lijkt op het eerste gezicht een herhaling van verdachtmakingen die een paar weken daarvoor in de Telegraaf verschenen. Die krant bleek te beschikken over correspondentie tussen AWEPA en de E uropese Unie die volgens Scholten uit zijn kantoor afkomstig was. Vergelijking leert echter dat in Stavast meer details over subsidiebedragen staan dan in de Telegraaf zijn gepubliceerd.

Ook de overeenkomst in thema en taalgebruik is opvallend. Waar Stavast concludeert dat "Jan Nico (...) een netwerk van organisaties en personen heeft kunnen opzetten dat enigszins te vergelijken is met een perfect georganiseerde multination al, waarin veel geld omgaat", faxt Siebelt zijn relaties dat "de ideële alliantie zelf een multinational (is) geworden met kostbare structuren en verworvenheden."

Extremisten

De schakel tussen ABC, het OSL en de Telegraaf zou wel eens de persoon van J.G. Heitink kunnen zijn. Als hoofdredacteur van de Telegraaf was Heitink vanaf begin jaren zeventig actief in het OSL en in de pro-Zuid-Afrika lobby. Hij werkte onder an dere mee aan een brochure van de Stichting Geen Kerkgeld voor Geweld en schreef meerdere artikelen voor de Zuid-Afrikaanse Koerier, het propagandablad van de ambassade. Sinds 1984 zit Heitink in het bestuursadviescollege van het OSL. Jan Heitink woont in Abcoude en is volgens een van onze bronnen al jaren persoonlijk bevriend met Peter Siebelt in Vinkeveen.

En Heitink maakt gebruik van informatie die van Siebelt afkomstig lijkt te zijn. In de Stavast van juli 1988 bijvoorbeeld, omschrijft hij vrij nauwkeurig waar hij zijn informatie vandaan haalt. Het stuk, geschreven na de arrestatie en snelle vri jlating van zeven van de acht RaRa-verdachten, is gericht tegen officier van justitie Den Os (belast met de vervolging van terroristen). "Al geruime tijd circuleert in (laat ik het maar noemen) `kringen van de particuliere inlichtingendienst, belast door directies van bedrijven met de bewaking tegen onder meer groepen als Rara, een lijst met 30 à 34 namen van lieden die met de branden en de sabotage aan benzinepompen te maken hebben. Dat lijstje met namen is ook bij de politie bekend. Ik zou zel fs denken dat het van de politie afkomstig is." De politie doet haar werk goed, Heitink verwijt Den Os dat justitie de aanhouding van de hoofdverdachten tegenhoudt.

ABC is een van de weinige particuliere inlichtingenbureaus die er openlijk voor uitkomt zich (ook) met politieke zaken bezig te houden. Peter Siebelt zei in zijn eerste reactie tegen de Telegraaf: "Ik kom op voor de slachtoffers van radicale activiteiten die variëren van bomaanslagen tot smeercampagnes. Er moet een eind komen aan het gespit in vuilniszakken en inbraken bij captains of industry."

Wie zijn vertrouwen heeft, krijgt verhalen te horen over het fotograferen van anti-apartheidsactivisten bij het doorsnijden van slangen bij Shell-stations. Mensen die Siebelt kennen, vertellen dat hij radicale actievoerders dicht op de hiel zat maar h&òe, dat vermeldt de historie niet. Het kantoor van ABC, in het tuinhuis bij Siebelts woning aan de Vinkeveense plassen, is beveiligd als een bunker. Zelfs wie de ijzeren toegangspoort in de muur met videobewaking voorbij is, slaat steil achterover van de beveiligingsapparatuur. Binnen zijn lange planken gevuld met jaargangen alternatieve bladen en publikaties van actiegroepen. De etiketten op de archiefdozen en floppies beschrijven de recente geschiedenis van de linkse beweging.

ABC geeft beveiligingsadviezen aan mensen en bedrijven die mogelijk doelwit kunnen zijn van actiegroepen.

Het bedrijf werkt niet alleen op bestelling maar werft actief cliënten onder mensen met bepaalde veiligheidsbehoeften. Captains of industry zijn een belangrijke doelgroep. Marcel Knotter legde in 1990 contact met Jos van Hezewijk in Uden, e en onderzoeker met enkele publicaties op zijn naam over de top-elite van Nederland. Hij wist van Hezewijk een kopie van het bestand `Rijke mensen en hun dubbelfuncties' af te troggelen. Voor ABC bood dit uitstekende mogelijkheden tot uitbreiding van het k lantenbestand: een deel van dit select gezelschap had ongetwijfeld behoefte aan een regelmatige risico-analyse.

De aard van het gevaar dat potentiële cliënten liepen, is inde loop der tijd veranderd. Tot eind jaren tachtig lag de nadruk op Zuid-Afrika. Na de vrijlating van Nelson Mandela ging ABC zich richten op een ruimer deel van de linkse beweging. Kritische groepen die een consumentenboycot organiseren of monitoring groups die de verkoopstrategie van bedrijven in de Derde Wereld bijhouden, zijn bijvoorbeeld voor de Consultants in Vinkeveen interessanter geworden. Overigens is de belan gstelling van invloedrijke lobby-circuits in de Vredes- en Derdewereldbeweging (Pax Christi, AWEPA) constant gebleven.

Bedrijf ABC

Het begin van de activiteiten van zowel Marcel Paul als Siebelt is terug te voeren op de anti-apartheidsstrijd.
Marcel Knotter begon zijn infiltratie-carrière eind 1986 als vrijwilliger bij Osaci, een kerkelijke organisatie die toen onder andere onderzoek deed naar de investeringen van het verpakkingsconcern Van Leer in Zuid-Afrika. Hij deed zich voor als o nderzoeker met een interessegebied dat varieerde van bedrijven met belangen in Zuid-Afrika tot extreem-rechtse connecties met apartheid. In die hoedanigheid legde hij contacten met allerlei onderzoekers en actiegroepen die zich met vergelijkbare onderwerp en bezighielden.

1986 was ook het jaar dat Peter Siebelt zijn bloeiende bewakingsbedrijf Siebelt B.V. verkocht aan Randon Beheer om het adviesbureau Algemene Beveiligings Consultants op te richten.

Siebelt over zijn werk, in mei van dat jaar tegen het Parool: "Je hebt natuurlijk organisaties die door beleggingen in en contacten met bepaalde landen in de belangstelling staan van terroristische groepen. (...) Het kan ook zijn dat een bedrijf ten onrechte denkt geen risico te lopen maar intussen staan ze er niet bij stil dat ze geld hebben geïnvesteerd in een omstreden project in Zuid-Afrika of Israël, om maar iets te noemen. Dan staan ze opeens wel op een lijst. Ik denk dat bedrijven zich daarvan steeds meer bewust moeten zijn en in het uiterste geval zal zo'n investering ongedaan moeten worden gemaakt. Ze buigen dan wel voor de druk van bepaalde groepen maar het is wel beter dan een aanslag."

Halverwege de jaren tachtig werd deze problematiek in Nederland urgent toen de Steenkolen Handelsvereniging (SHV) zich geconfronteerd zag met een serie geslaagde brandstichtingen bij filialen van de Makro. Het concern voelde zich genoodzaakt toe te gev en aan de eisen van de RaRa en trok zich terug uit Zuid-Afrika. In het kielzog van de SHV verlieten meer Nederlandse bedrijven het land, waaronder Pierson, Heldring & Pierson. Waarschuwingen van de politie voor mogelijke aanslagen waren voor Forbo-Krommenie reden om drie dagen na de SHV te besluiten alle banden met Zuid-Afrika te verbreken. De bedrijven vertrokken met stille trom, uit angst voor aanslagen op Nederlandse vestigingen maar zonder te willen bekennen dat ze toegaven aan de dreiging.

Pas onlangs werd bekend dat in juni 1986 het hoofdkantoor van Nationale Nederlanden in Rotterdam aan een drama ontsnapte. Een brandbom die was gemonteerd in een doos voor computerpapier was als postpakket opgestuurd aan het computercentrum van het bedrijf. Daar kwam de bom midden in denacht tot ontbranding, de beginnende brand werd echter door de sprinkler-installatie geblust. De aanslag werd nooit opgeëist en is al die tijd buiten de publiciteit gehouden. Uit geheime BVD-gegevens waarop het weekblad Panorama de hand wist te leggen, bleek dat de BVD het sterke vermoeden had dat de RaRa erachter zat. Een week na de aanslag verkocht Nationale Nederlanden alle belangen in Zuid-Afrika.
Een maand later werd er brand gesticht in het hoofdkantoor van het verpakkingsconcern Van Leer in Amstelveen. De schade was 1 miljoen. Rara claimde de aanslag maar Van Leer weigerde te vertrekken.
In datzelfde jaar moesten talloze Shell-benzinestations het ontgelden, de schade varieerde van doorgesneden slangen tot enkele compleet afgebrande stations. Ook Shell hield een deel van de narigheid binnenskamers; er is veel meer vernield dan ooit bekend gemaakt is.

Aanleiding genoeg voor intensivering van het informeel overleg tussen bedrijfsleven en inlichtingendiensten. De mogelijkheden om documentatie over eventuele criminele en politieke dreigingen samen te brengen in een public-private-partnership werden afgetast. In 'Wie keert het geweld in Nederland. Bedrijfsleven, politie en (politiek) geweld' gaf stichting Maatschappij en Politie een weerslag van deze gedachtenwisselingen: "Wanneer de overheid onvoldoende inspeelt op de huidige ontwikkeling is de kans groot dat het bedrijfsleven zich afkeert van de overheid en er een situatie ontstaat waarin ondernemers vaker het heft in eigen hand nemen." De nota waarschuwde met zoveel woorden tegen "allerlei bedrijfjes die zich `specialiseren' in het verzamelen van inlichtingen over personen en groepen ten behoeve van bedrijven."

Van een meer gestructureerd inlichtingenoverleg tussen overheid en bedrijfsleven is desondanks niet veel terechtgekomen. Bestaande contacten bleven informeel en hadden overwegend een zeer incidenteel en sporadisch karakter, bleek uit vervolgstudies. Een belangrijke reden daarvoor was de aard van de werkzaamheden van de BVD: eerder geneigd informatie te verzamelen dan te verstrekken. Dat leverde niet alleen problemen op met concurrerende diensten - de CRI en de recherche -maar ook met de buitenwacht. Het bedrijfsleven stond bovendien niet te springen om gezamenlijk bij de dienst op de thee te gaan. De vertrouwelijkheid van de betreffende informatie was daar debet aan. Bedrijven hielden liever vast aan de goede contacten van hun eigen beveiligingsfunctionarissen met voormalige collega's, het zogenaamde old boys-netwerk. Omdat de informatie-uitwisseling zich aan het zicht onttrekt, ontstaat soms de indruk dat deze connecties het daglicht niet kunnen verdragen. Dat is niet voor niks. Formeel is het politie en justitie verboden gegevens uit hun bestanden te verstrekken aan derden. Privacy-bescherming is de laatste jaren in een nieuwe wetgeving gedetailleerder uitgewerkt. In de praktijk worden de regels met voeten getreden, voor oude bekenden blijken deze voorschriften vaak niet te gelden.

Vallende sterren

Shell, een van de belangrijkste doelwitten van de anti-apartheidsbeweging, formaliseerde haar contacten in het old boys-circuit door het voormalige hoofd van de Plaatselijke Inlichtingen Dienst bij de Amsterdamse politie weg te kopen. De nieuwe chef security, Erik van der Veer, kon bij het opstellen van risico-analyses voor Shell eind jaren tachtig altijd een beroep doen op zijn voormalige collega's bij de CRI en de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Halverwege de jaren tachtig was er een golf van `vallende sterren'. Hoge politiemensen verlieten het korps om in het bedrijfsleven te gaan werken of voor zich zelf te beginnen.
Hiermee heeft een deel van het old boys-netwerk zich geïnstitutionaliseerd. Sommige van deze particuliere recherchebureaus opereert in een grijs gebied waar handel in informatie slechts een van de dubieuze praktijken is. Het bedrijf Kuras uit Utrecht kocht niet alleen informatie van ex-collega's maar werd ingehuurd voor inkijkoperaties waar de politie zelf haar vingers liever niet aan brandde. Ook geheime diensten kunnen een beroep doen op particuliere collega's voor het opknappen van het vuile werk. In Engeland en Amerika zijn al veel meer gevallen bekend van inlichtingendiensten die dirty work uitbesteden aan privé-onderzoekers.

Bob Hoogenboom waarschuwt in zijn boek het Politiecomplex voor de mogelijke gevolgen van de demonopolisering van terreurbestrijding. Allerlei scheidslijnen dreigen diffuus en poreus te worden.
Hoe meer controle er wordt uitgeoefend op de politie, hoe meer de politie geneigd zal zijn om ondergronds te gaan en gebruik te maken van de mogelijkheden van de particuliere sector om zaken rond te krijgen. Een andere scheidslijn die vervaagt, is die tussen overheidsspionage en bedrijfsspionage. Bedrijven richten eigen inlichtingennetwerken op of doen een beroep op bureaus die gespecialiseerd zijn in business intelligence. Als ook het verschil tussen criminele en politieke inlichtingen vermindert, is het eind zoek. Een deel van de beveilingsindustrie verandert volgens Hoogenboom van een voornamelijk preventief werkzame bedrijfstak in de richting van opsporing en repressie.(2)

Naast het nieuwe fenoneem van de overheid als opdrachtgever voor dirty work-karweitjes, verschijnen op de particuliere markt bedrijven die geld slaan uit ontevredenheid over mogelijkheden van politie en inlichtingendiensten. Een klein deel van die bedrijven is niet op zoek naar criminele maar naar politieke inlichtingen over actiegroepen waarvan ze het slachtoffer zijn geweest of dreigen te worden.

Sommige bedrijven hebben door hun gesloten structuur onvoldoende toegang tot het boven beschreven old boys-netwerk en komen via het informele circuit niet aan hun trekken. Dan moeten andere maatregelen getroffen worden.

Het SHV-concern was eind 1986 niet te spreken over de resultaten die politie en inlichtingendiensten boekten bij het opsporen van de RaRa. Nadat op 18 december het derde filiaal van de Makro tot de grond toe was afgebrand en in de eerder geheel verniel de vestiging in Duivendrecht opnieuw brand was gesticht, eiste directeur Frits Fentener van Vlissingen garanties van de overheid voor de bewaking van eigendommen van SHV. Het bedrijf beweerde dat haar bezit door de serie aanslagen onverzekerbaar was geworden. In het hoogoplopende conflictdreigde Fentener van Vlissingen alle SHV-activiteiten uit Nederland te verplaatsen naar het buitenland. Toen bleek dat minister van Justitie Korthals Altes zijn toezeggingen niet kon nakomen en bovendien begin januari 1987 de Makro in Nuth in de as werd gelegd, was SHV al bezig haar belangen in Zuid-Afrika te verkopen. Daarmee kwam een eind aan een korte periode van ongewoon veel publiciteit. De SHV is een bijzonder gesloten familiebedrijf dat er een grote hekel aan heeft op de voorgrond te treden. Zaken worden het liefst in stilte afgehandeld, aan pottekijkers heeft men geen behoefte.
Het concern wendde zich gefrustreerd af van de overheid en nam zich voor het probleem zelf op te lossen. De daders moesten gevonden worden, geld was geen probleem. Een bron die verder anoniem wil blijven, hoorde van verschillende kanten dat de Fenteners zelf op zoek waren gegaan. Iemand uit de top van het concern bevestigde dat door te zeggen dat het hem niet zou verbazen als SHV zoiets zou doen. Wie huurde het concern daarvoor in?
De bewaking van de familie werd uitbesteed aan een chique beveiligingsbureau, de eigenaars van de Makro en hun verwanten lieten zich eind jaren tachtig verplaatsen in auto's met chauffeurs van Interseco uit Den Haag. Ook bij aandeelhoudersvergaderingen in 1991 van het omstreden beleggingsfonds Noro van de Fenteners was het Interseco die probeerde de pers buiten de deur te houden.

Interseco

Interseco, gevestigd in een landhuis aan de grens van Wassenaar, representeert een volmaakt segment van het old boys-netwerk. Directeur is de van Heineken afkomstige ex-politieman Arjo de Jong. Hij was op zijn 22-ste als officier bij de Rijkspoltie, leider van het eerste arrestatieteam, betrokken bij de oprichting van observatieteams en bij de eerste pseudokoopacties. In 1983 liet hij zich met een fiks aantal collega's wegkopen om de beveiliging van Freddy Heineken na diens ontvoering op particuliere basis te gaan verzorgen. Na een paar jaar hield de Jong het ook daar voor gezien en in 1988 begon hij met een aantal Heinekenbeveiligers voor zichzelf. Als adviseurs voor Interseco trok hij kolonel E. Spierenburg aan, jarenlang chef van de beveiligingsdienst van het Koninklijk Huis en J. van Straten, voormalig chef van de CRI. Naast het meer praktische werk als chauffeursopleidingen, preventieve observatie, evenementsbeveiliging en het begeleiden van belangrijke Nederlanders of hoog buitenlands bezoek, begon Interseco zich te specialiseren in risico-analyse voor bedrijven die doelwit zouden kunnen zijn van afpersing of ontvoering.

Nog geen half jaar later was Arjo de Jong op 34-jarige leeftijd tevens directeur van Control Risks Benelux. Interseco was voor het prestigieuze Britse beveiligingsadviesbureau kennelijk de ideale partner om voet aan de grond te krijgen op het vasteland van Europa.

Control Risks

Control Risks ontwikkelde zich sinds de oprichting in 1976 van specialist in onderhandelingen bij ontvoeringen tot crisis-adviseur voor het bedrijfsleven in het algemeen. Naast een databank met alle grote afpersingszaken die zich ooit hebben voorgedaan, is er een on-line computersysteem met up to date informatie over de actuele situatie in politieke risicogebieden in de gehele wereld. Wie op reis moet of wil investeren in een ver vreemd land, kan zich voor niet geringe bedragen abonneren op de Control Risks Information Service Security Forecast. (In 1990 kostte dat $ 5000,- per jaar).

Control Risks heeft meer dan honderd consultants in dienst, van wie de helft part-timers. De meesten zijn afkomstig uit kringen van politie, krijgsmacht, de Britse elite-eenheid SAS en de Engelse geheime dienst, vertelde Johannes van der Hoek, voormalig topman van Unilever en mede-directeur van Control Risks in een interview. "Want Control Risks kent bij het verkopen van zijn diensten de magische uitstraling van voormalige politiechef en legercommandanten op de klant", aldus Elsevier in 1988, bij de opening van het Nederlandse filiaal.

Ook de politieke dreiging van eigen bodem was niet langer het monopolie van inlichtingendiensten van de overheid. De toegenomen druk van actiegroepen op bedrijven betekenden een boom in deze business. Control Risks maakte een schets van het gevaar dat het radicale Animal Liberation Front voor het Engelse bedrijfsleven kon opleveren.
Eind 1986 werd bekend dat Control Risks een onderzoek deed naar de potentiële dreiging van de anti-apartheidsbeweging voor multinationals. Voor f 5000,- kregen bedrijven te horen wat het risico van gewelddadige acties voor hen was. Alle Europese anti-apartheidsgroepen, hun onderlinge banden en hun relaties met sympathiserende bewegingen en politieke partijen zouden worden onderzocht - ook in Nederland. Control Risks beloofde ook "een inschatting te maken van de kans dat andere militante of terroristische organisaties de Zuidafrikaanse kwestie exploiteren door de anti-apartheidsbeweging te infiltreren of via gewelddadige actie uit solidariteit."
Control Risk ontkende tegenover the Guardian met klem dat de banden van het bedrijf met politie en overheid zouden betekenen dat men kon beschikken over gevoelige informatie. Woordvoerder Christopher Grose, een voormalig majoor van de SAS: "Wij ontvangen geen geheime informatie uit officiële bronnen en willen dat ook niet. We zijn een informatiedienst, geen geheime inlichtingendienst."

Marcel weet meer

Marcel Knotter wist de hand te leggen op de aankondiging van de Control Risks-studie, inclusief de brief gericht aan mogelijke klanten (waarop de adressering uiteraard zorgvuldig was weggelakt).
In zijn eerste contact met buro Jansen & Janssen stond Control Risks centraal. Het gebouw van Osaci waar Marcel Paul als vrijwilliger werkte, staat in Utrecht recht tegenover het hoofdkantoor van de SHV. Volgens Marcel Paul hield SHV Osaci met enkele bewakingscamera's in de gaten. Hij beweerde dat hij door kentekens van auto's van de Fenteners op te vragen, ontdekt had dat SHV door Interseco en inmiddels Control Risks werd bewaakt.
De vraag was of Jansen & Janssen wist wat Control Risks aanactiegroepen deed. Hij wist te vertellen dat Control Risks Benelux in Den Haag aan de hand van de situatie in Zuid-Afrika voor bedrijven analyses maakt van de actiebereidheid hier ten lande. Na de aankondiging van het Britse anti-apartheidsonderzoek beloofde hij allerlei interne stukken maar kwam met niet meer dan een reclamefoldertje van Control Risks, een visitekaartje van Arjo de Jong en een stapel oude interviews met hem.
"Een infiltrant bij Control Risks, dat zou het mooiste zijn", was de grootste wens van Marcel Paul.

Sinds begin 1994 opereert Control Risks Benelux vanaf de Keizersgracht in Amsterdam onder leiding van Kees Sietsma. De oud-commissaris van politie stapte in 1992 over van Philips naar Control Risks Benelux en werd toen tevens mede-directeur van Interseco. Als commissaris van Control Risks stelde hij Boele Staal aan, ex-politiechef van Almere en sinds 1986 directeur van Randon, een van de grootste bewakingsbedrijven in Nederland. Daarnaast zit Staal in het dagelijks bestuur van de stichting Maatschappij en Politie en is hij lid van de Eerste Kamer voor D66.
Nu heeft Sietsma zijn aandelen Interseco weer verkocht en bezit het Britse moederbedrijf een meerderheidsbelang. Control Risks Benelux werkt onafhankelijk van Interseco met vier ex-politiemensen en een ingenieur aan wereldwijde beveiligingsadviezen voor het bedrijfsleven.
"Control Risks maakt geen reclame. Als het bedrijf ergens genoemd wordt, moet het goed zijn." Kees Sietsma heeft liever niet dat er zoveel gepubliceerd wordt over het old boys- circuit. De bewering dat Control Risks gebruik zou maken van contacten bij inlichtingendiensten vindt hij suggestief.

Het rapport dat de Control Risks samenstelde over de anti-apartheidsbeweging is nooit openbaar geworden en het blijft ook nu nog geheim. Hoewel het al bijna tien jaar oud is, zou inzage het vertrouwen van de opdrachtgevers te zeer schenden. Of er overheidsinformatie in is opgenomen blijft onduidelijk.

Sietsma: "Als er contacten zijn met de diensten is dat alleen ter verificatie van bevindingen. Uitwisseling van harde informatie, daar is geen sprake van. Betalen voor informatie kan Control Risks zich niet permitteren."
Later in het gesprek is Sietsma openhartiger over contacten met de BVD.
Een bedrijf met problemen met de anti-apartheidsbeweging kon wel bij Control Risks terecht. "Om een inschatting te kunnen maken van het risico, voeren we natuurlijk gesprekken met mensen die er verstand van hebben. Als er iemand komt met een verhaal, dan vragen we: waar heb je dat vandaan? Als de bron dan Arthur Docters van Leeuwen is, dan zeggen wij: dat is wel een heel goede bron. Maar het moet wel kloppen."

Dat Control Risks in die tijd zelf bestanden bijhield van mensen die een gevaar betekenden voor bedrijven kan de huidige directeur zich niet voorstellen. Daarbij zij aangetekend dat Sietsma in die jaren nog elders werkzaam was. Hij nam eind 1986 als chef van de Amsterdamse recherche het initiatief tot het eerste landelijk gecoördineerde RaRa-team.
Het opsporen van daders in opdracht van een bedrijf dat ontevreden is met de resultaten van politie en justitie ligt nietbinnen de mogelijkheden van Control Risks. Sietsma zegt in eerste instantie: "Daar hebben we de capaciteiten niet voor, de mensen noch de middelen. We kunnen geen zware criminelen, ontvoerders of mensen die brand stichten opsporen. Als we een klant niet de garantie kunnen geven dat ons het lukt, kunnen we de opdracht niet aannemen." Om vlak daarna trots te vertellen over een opsporingszaak die Control Risks binnenkort zou aannemen, die - als de klant dat wilde - panklaar bij de politie afgeleverd zou worden. Daar zijn volgens Sietsma enkele miljoenen mee gemoeid. "Dat doet Control Risks wel."

Over Siebelt en ABC wil de directeur van Control Risks niet al te veel kwijt. Hij vertelt hoe op een bijeenkomst van beveiligers uit het bedrijfsleven en uit de branche de oud papier-affaire ter sprake kwam. Sietsma: "Toen een spreker zei: `We moeten zorgen dat we slimmer zijn dan Siebelt' ontstond er opschudding in de zaal. Het algemene gevoel was: we moeten niet slimmer willen zijn dan Siebelt, we moeten niet zo werken. Wie bedrijfsspionage opspoort, moet zich er zelf niet schuldig aan maken. We hebben een ethiek hoog te houden."

Dit gebeurde op een vergadering van ASIS, een organisatie die het prestige van particuliere beveiligingsorganisaties wil opvijzelen. Het ligt voor de hand dat ASIS-leden zich distantiëren van de methodes van ABC. Toch is het, zeker in het licht van onthullingen van de laatste tijd over privé-detectives die zich schuldig maken aan inkijkoperaties en pseudokoopacties, niet onwaarschijnlijk dat beveilingsconsultants zich ontwikkelden als een aanvulling op inlichtingendiensten van de overheid.

Vrije markt

De markt voor politieke inlichtingen is de laatste jaren van karakter veranderd. Nu het tij in Zuid-Afrika ten goede lijkt te zijn gekeerd, is de dreiging van anti-apartheidsacties of grote aanslagen voorbij. Meer bedrijven zijn zich bewust geworden va n het gevaar van bijvoorbeeld een boycotcampagne of kritiek op hun verkoopstrategieën in de Derde Wereld.

C&A werd in 1990 doelwit van een campagne wegens haar inkoopbeleid. Het Schone Kleren Overleg wilde de aandacht vestigen op de slechte omstandigheden bij kledingproductie in lage lonenlanden en in illegale naai-ateliers hier.
De campagne was een initiatief van verschillende organisaties die zich al langer met het onderwerp bezighielden, waaronder de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO). De eerste keer dat Marcel Knotter op dit toneel verscheen, was in 1988 toen het SOMO begon met een onderzoek naar de arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie waarin C&A centraal stond. Hij presenteerde zich als een groot kenner van de eigenaren van C&A, de familie Brenninkmeijer, maar kwam nooit over de brug met zijn materiaal. Dat was in mei 1989 de reden Marcel Paul te weren van een internationaal seminar voor groepen die bij het C&A-onderzoek betrokken waren.

Eind 1989 had hij meer succes. Marcel Knotter reageerde op een oproep in de eerste actiekrant van het Schone Kleren Overleg en zat vanaf november een dag per week als vrijwilliger op het secretariaat, dat kantoor hield bij het Bangladesh Comité aande Minahassastraat in Amsterdam. Deze positie was voor de infiltratie-carrière van Marcel Paul bijzonder gunstig. Hij nam de coördinatie van een aantal regio's op zich en voor het automatiseren van de administratie gingen regelmatig het hele aressenbestand en het logboek met hem mee naar huis. Onlangs bleek dat het programma dat Marcel Paul installeerde op de computer van het Schone Kleren Overleg officieel geregistreerd was op naam van ABC. Op vergaderingen van het Overleg leerde hij allerlei mensen van de andere deelnemende organisaties kennen. Naast nieuwe ingangen, betekende deze positie een vermenigvuldiging van het aantal clubs waar hij oud papier kon ophalen.
Marcels fascinatie voor de Brenninksmeijers is te vergelijken met die voor de Fenteners en de van Leers. Zijn bijzondere interesse leidde hem naar mensen die zich met hetzelfde onderwerp bezighielden, maar bij de uitwisseling van informatie kwam de liefde slechts van één kant. Het Schone Kleren Overleg wachtte tevergeefs op het allesonthullende achtergrondartikel over de Brenninkmeijers en hun rol in de Tweede Wereldoorlog.

Ook tussen de families zelf zijn grote overeenkomsten. Ze behoren tot de rijksten van Nederland en toch is er zeer weinig over hen bekend. Het beheer van hun grote multi-nationale ondernemingen is al generaties lang binnen de familie en de bedrijven hebben een zeer gesloten structuur. Het C&A-concern geeft niet eens jaarverslagen uit.
Dat maakt de flexibele en open manier waarop C&A reageerde op de Schone Kleren Campagne des te opvallender.
Bij de eerste actie werden de klanten van C&A opgeroepen bij de kassa te vragen waar de gekochte kleding vandaan kwam. Het modemagazijn had voorgedrukte antwoordkaarten klaar en vragenstellers werden per omgaande van repliek gediend.
Tegelijk met de Schone Kleren-actiekrant presenteerde C&A een folder die uitgebreid inging op de argumentatie van het Schone Kleren Overleg. De tekst van Een boekje open over mode-inkoop is helder en duidelijk, het taalgebruik lijkt dicht bij dat van de actievoerders te liggen. Onder het motto `C&A heeft niets te verbergen' geeft C&A een serieus antwoord op alle vragen. Het beeld dat geschetst wordt, is dat van een bedrijf dat `fel gekant is tegen mensonwaardige omstandighedenin de confectie-industrie, waar ook ter wereld' en er ook - al jaren - het nodige tegen doet. C&A vindt het te gek voor woorden dat juist zij wordt afgeschilderd als `dé grote veroorzaker van sociale onrechtvaardigheid in de Derde Wereld'. De Schone Kleren Campagne wordt nergens met name genoemd maar uit de slotalinea blijkt aan wie het pamflet is gericht: "Misschien heb je als actiegroep een symbool nodig om aandacht voor het probleem te krijgen. Maar kom dan niet aan het verkeerde adres. En suggereer niet dat onze klanten meewerken aan uitbuiting. Want C&A wil alleen `schone' kleren verkopen."

Kennis is geld

Voorkennis kan voor bedrijven erg handig zijn om goed in te spelen op voorgenomen acties.

Neem de farmaceutische industrie of de producenten van babyvoeding. Al sinds jaar en dag worden hun (agressieve) verkoopstrategieën in de Derde Wereld kritisch gevolgd door samenwerkende monitoring groups uit diverse westerse landen. Dezeactiegroepen overleggen niet alleen onderling maar spreken ook regelmatig op hoog niveau met het bedrijfsleven. Enkele monitoring groups die hun oud papier aan Marcel Knotter meegaven, kwamen voor rare verrassingen te staan. Vertegenwoordigers van de industrie bleken interne stukken van de actiegroepen in handen te hebben. Tijdens een overleg kwam er ineens een subsidieverzoek op tafel of een nog niet gepubliceerd zwartboek. Om aan te tonen dat de groep geen open kaart speelde, of zich wel degelijk s chuldig maakte aan company campaigning.

De lobbyisten voelen zich op zijn minst een moment uit het veld geslagen door zo'n informatielek.

Naast het strategische voordeel dat (onverwachte) voorkennis biedt, kan het het zelfvertrouwen van de actiegroep doen wankelen. Er wordt achterdocht gezaaid, wat kan leiden tot ernstige verdenkingen. Naar buiten toe kan het imago van de groep beschadigd raken, de betrouwbaarheid van de medewerkers is in het geding.

Het is voor een bedrijf niet per se noodzakelijk om onmiddellijk of zo nadrukkelijk te laten merken dat men over interne informatie beschikt. Analyse van het materiaal kan aanleiding geven tot het wijzigen van de public relationsstrategie of aanpassing van de reclamecampagne. Soms zelfs wordt het beleid daadwerkelijk gewijzigd of doet men veel moeite die indruk te laten ontstaan.

Andere bedrijven doen - op het oog - helemaal niets met de informatie die ze verzamelen of laten verzamelen. Lang niet alle groepen waar Marcel Knotter langskwam, hadden gemerkt dat informatie in verkeerde handen was gekomen. Toch waren ze interessant genoeg voor een regelmatig bezoek van de oud-papierman.

Opvallend is de reactie van de getroffen organisaties op deze alternatieve vorm van bedrijfsspionage. Die kenmerkt zich door terughoudendheid. Een deel van de betrokkenen, met name de clubs die daadwerkelijk schade geleden hadden door toedoen van Marcel Paul, bleken de grootste moeite te hebben met het publiceren van deze verhalen. Liever dan publiekelijk konde te doen van verontwaardiging over dit soort praktijken, hult men zich in stilzwijgen. Om on speaking terms te blijven met de betreffende bedrijven, om niet teveel opzien te baren in verband met lopend onderzoek of een belangrijke subsidieaanvraag. Deels is dit te verklaren uit de op zich begrijpelijke behoefte de eigen winkel te beschermen: lobbywerk achter de schermen moet doorgaan en ondersteuning van groepen in de derde wereld is belangrijker dan een relletje hier. Toch verklaart dat niet alles. De meeste getroffen organisaties leken zich nauwelijks te realiseren hoe interessant de informatie die bij hen over tafel ging, kon zijn. Documenten hoeven niet per se geheim of vertrouwelijk te zijn om gegevens op te leveren die voor de 'tegenpartij' van belang kunnen zijn. Vooral de combinatie van materiaal, afkomstig van verschillende bronnen, kan inzage geven in de verhoudingen tussen mensen en organisaties en de activiteiten van clubs. Omdat er relatief weinig duidelijk is geworden over de afnemers van ABC, is het makkelijker de schade te bagatelliseren.

Daar komt bij dat hedendaagse belangengroepen niets te verbergen willen hebben. Zorgvuldigheid in omgang met informatie en nieuwe medewerkers wordt al snel afgedaan als overdreven paranoia. Geheimzinnigheid en wantrouwen hoort bij hun verleden als actiegroep waar ze niet meer zo graag aan herinnerd willen worden. Nieuwe vrijwilligers krijg je sneller met een open instelling en om serieus genomen te worden moet je zakelijk werken.

Belangen

Toch zou het te beperkt zijn de activiteiten van ABC slechts te zien als een alternatieve vorm van bedrijfsspionage. Niet alleen ondernemingen hebben er belang bij te weten wat er omgaat bij actievoerders en belangengroepen. AWEPA en de Filippijnengroep kregen te maken met een lastercampagne in de Telegraaf. In de zomer van 1993 schreef Joost de Haas voor de Telegraaf een serie bijzonder tendentieuze artikelen over (en met als titel) "de Tentakels van de RaRa". Hij toonde zich meester in het manipuleren van informatie die op het eerste gezicht direct afkomstig leek uit de koker van de Plaatselijke Inlichtingendienst van de Amsterdamse politie, aangevuld met registers van de Kamer van Koophandel. Achteraf gezien kandaar gevoegelijk de oud papierbak van ABC aan toegevoegd worden. De Telegraaf citeert notulen van X-Y. Veel van de lange lijst in de krant met naam en adres opgevoerde clubs, stichtingen en bestuursleden moeten terug te vinden zijn in de verzameling van ABC. Wat er nog ontbrak probeerde Joost de Haas met een maatje zelf bij elkaar te scharrelen door wekenlang betrokkenen telefonisch en persoonlijk lastig te vallen. In de suggestieve schets die de Telegraaf op basis daarvan wist te maken, bleef het beeld hangen van een ingewikkeld netwerk dat uiteindelijk de RAF en de RaRa koppelde via financiele steun van de fondsenorganisatie X-Y. In dezelfde serie werd het Autonoom Centrum als "voortdurende aanstichter van de onrust" en "uitbarstingen van geweld" in het Grenshospitium genoemd en beschuldigd van het verlenen van onderdak aan "ongewenste illegalen". Ook blijken Koerden "ons hulpgeld" door te sluizen naar de PKK.

Het belang dat inlichtingendiensten kunnen hebben bij bedrijven als ABC mag niet worden onderschat. Het ligt voor de hand dat de BVD terughoudend is met het inhuren van Peter Siebelt voor dirty work-karweitjes. Toch kan er via een contactpersoon wel degelijk informatie uitgewisseld worden. Als Peter Siebelt loopt te pochen over foto's die hij maakt van Shellsaboteurs zal hij ze op z'n minst hebben aangeboden, bij Shell, of bij betrokken overheidsdienaren. Hij fotografeert niet voor de lol. De BVD zal niet gauw de mogelijkheid laten passeren om op een betrekkelijk eenvoudige manier in het bezit te komen van adressenbestanden, notulen en interne correspondentie van een aanzienlijke hoeveelheid actiegroepen. Aanvullende informatie over de bezigheden en samenstelling van die groepen komt zo als geroepen.

Bij sommige groepen die op de lijst van Marcel stonden, gaat informatie om die eerder interessant is voor buitenlandse geheime diensten. Zo kreeg Marcel onder meer papier van de Landelijke India Werkgroep, de Bangla Deshgroep en deFilippijnengroep. Deze laatste deelde lange tijd het pand met twee andere groepen, de Europese Filippijnengroep en het National Democratic Front, de oppostiebeweging van de Filippijnen die scherp in de gaten gehouden worden. Organisaties waar het Trans National Intstitute mee werkt, hebben in eigen land vaak veel last van de geheime dienst. Ze moeten ervan uit kunnen gaan dat de samenwerking veilig is, anders zijn de gevolgen niet te overzien.

Intelligence

De waarde van `informatie' is de laatste jaren flink gestegen, de betekenis van public relations groeide net zo snel mee. Het imago van een bedrijf wordt belangrijker dan het product dat ze verkopen.
Om in de behoefte aan kennis over concurrentieverhoudingen te voorzien, hebben verschillende ondernemingen afdelingen business intelligence opgezet. Veel bedrijven maken echter gebruik van zelfstandige bureaus die handelen in bedrijfseconomische informatie in de ruimste zin van het woord.

Wie zijn marktpositie veilig wil stellen, heeft niet altijd genoeg aan gegevens over de plannen van de concurrent. Het gevaar kan ook komen van een campagne van een actiegroep. Zo bezien vormt Peter Siebelt met zijn ABC niet meer dan een logisch segment op de moderne markt van informatiemakelaars. Maar de plek die ABC inneemt, door de combinatie van het soort inlichtingen en de duistere methodes, is een van de donkerste hoekjes.

Begin 1994 werd bekend dat bijna alle in corporate intelligence gespecialiseerde bureaus bezoek hadden gehad van twee heren in een regenjas. Hoewel ze hun identiteit eerst niet bekend wilden maken, bleek het te gaan om agenten van de BVD. De meeste specialisten in strategische informatie over het bedrijfsleven houden vol dat ze uitsluitend gebruik maken van openbare bronnen en dus niets te maken hebben met bedrijfsspionage. Maar kennelijk wordt daar elders anders over ge- dacht: "Malafide informatiehandelaars trachten met de meest uiteenlopende methoden aan informatie te komen" aldus de BVD in haar Jaarverslag over 1992. "Het komt voor dat men zich bedient van methoden die grote gelijkenis vertonen met de praktijken uit de spionagewereld." De BVD is hier duidelijk niet van gediend.

De vraag is wat het nut is van zo'n eenmalig onderzoek naar malafide informatiehandelaars door de BVD. Het eindverslag is nooit openbaar geworden. Wat er mee is gebeurd, is onbekend. Het onderwerp komt in het BVD-Jaarverslag over 1993 al helemaal niet meer voor, ook uit het - overigens zeer summiere -Verslag van de Vaste Kamercommissie voor Inlichtingendiensten blijkt niet dat dit ooit onderwerp van gesprek is geweest.
De controle op particuliere inlichtingendiensten is niet gebaat bij dit soort geheime onderzoeken. Zijn de klanten van verdachte bureaus gewaarschuwd? Welk malafide bedrijf trekt zich wat aan van een vermaning van de BVD zolang verder niemand daarvan oop de hoogte is?

Controle

Met het toezicht op particuliere recherchebureaus is het treurig gesteld. Na jaren van overleg en vertraging was er eind 1993 eindelijk een regeling, een aanpassing op de Wet op de Weerkorpsen. Privé-detectives en beveiligingsdiensten werden voort aan onderworpen aan een vergunningenstelsel. Het toezicht is in handen van de afdeling Bijzondere Wetten van het ministerie van Justitie die ook de vergunningen uitgeeft. De capaciteiten van deze afdeling zijn echter beperkt. De bedrijven in kwestie moeten zich op eigen initiatief aanmelden bij het ministerie, de vergunning wordt bijna uitsluitend op basis van informatie die het bedrijf zelf verstrekt, verleend. Hoe de toetsing van de betrouwbaarheid moet plaatsvinden, is niet geregeld. Bovendien maakt de Wet een uitzondering voor recherchebureaus die zich uitsluitend bezighouden met het verzamelen van informatie over bedrijven (en niet over personen). Het snel toenemende aantal Business Intelligence bureaus valt niet onder de vergunningplicht, de wet is vooral gericht op privé-detectives en beveiligingsdiensten.

In de praktijk komt de Afdeling Bijzondere Wetten pas in actie als er signalen zijn dat er iets fout zit. Naar aanleiding van de publiciteit over de oud papier-affaire verzocht het ministerie de procureur-generaal in Utrecht te onderzoeken of ABC een recherchebureau is dat handelt zonder vergunning. De PG gaf het onderzoek in handen van de politie van de regio Ronde Venen, waar Vinkeveen onder valt. Nog afgezien van de bezwaren tegen onderzoek door de politie, die partijdig kan zijn door mogelijke betrekkingen met het betreffende bedrijf of juist door een zeer slechte relatie, is gebleken dat de afdeling Bijzondere Wetten nauwelijks greep heeft op het verloop van het onderzoek. Meer dan een half jaar na het begin van het onderzoek hebben de betrokken ambtenaren nog niets mogen vernemen, ze zijn desgevraagd "net zo nieuwsgierig" als wij. Het enige dat zij kunnen doen om de zaak te bespoedigen, is het herhalen van dringende memo's met een verzoek om informatie aan de procureur-generaal.
De kans is bovendien groot dat Peter Siebelt de activiteiten van zijn bedrijf zo weet te omschrijven dat hij strikt genomen niet onder de vergunningplicht valt.
Of er strafbare feiten zijn begaan door ABC is justitie pas gaan onderzoeken naar aanleiding van de aangifte die zeven van de betrokken organisaties deden. Het probleem daarbij is dat bedrijfsspionage nergens in de wet omschreven staat en dus als zodanig niet strafbaar is. Hetzelfde geldt voor infiltratie. Diefstal van bedrijfsgeheimen is in dit geval niet hard te maken omdat de betrokkenen hun papieren volkomen vrijwillig meegaven aan de oud papier-ophaler en de medewerker van ABC als vrijwilliger bij organisaties de administratie mee naar huis kreeg om die in de computer te zetten.
Vandaar dat er gekozen moest worden voor "oplichting in vereniging" en "inbreuk op de privacy".

Ook het onderzoek in deze aangifte is door de hoofdofficier van justitie in handen gegeven van de politie Ronde Venen, de afwikkeling daarvan duurt al minstens zo lang.
Zolang juridische stappen ondernomen door benadeelden de enige vorm van controle zijn op dit soort malafide rechechebureaus is er geen sprake van volwaardig toezicht. Er zijn geen regels waar informatiehandelaars zich aan moeten houden en geensanctiemogelijkheden als ze zich schuldig maken aan onoorbare praktijken. Justitie blijkt nauwelijks te porren tot voortvarend onderzoek naar strafbare feiten.
Over mogelijke samenwerking tussen ABC en overheidsdiensten en over hoe dat ooit boven tafel moet komen, hebben we het dan nog niet eens gehad.
Bedrijven - en mogelijkerwijs ook inlichtingendiensten - doen in toenemende mate een beroep op particuliere recherchebureaus. Alleen al met het oog op de ongeoorloofde inbreuk op de privacy en het gevaar van private justice is het van groot belang om de aandacht voor onbetrouwbare informatiehandelaars te vergroten.

eindnoten:

1) In juridische terminologie klinkt dat zo: Omdat Marcel Paul nooit heeft verteld dat het opgehaalde papier door het beveiligingsbureau ABC en/of hemzelf werd gelezen, gekopieerd of dat de daarin voorkomende informatie op enigerlei wijze zou worden gebruikt, was er een meer dan redelijk vermoeden van overtreding van art. 326 WvS. Bovendien was er sprake van een dermate continue werkwijze dat kan worden gesproken van een criminele organisatie in de zin van art. 140 WvSr.

De zeven organisaties die aangifte deden van oplichting in vereniging waren Pax Christi, Oikos en de Filippijnengroep in Utrecht en X-Y, FNV-Jongeren, HAI en het Transnational Institute in Amsterdam.

2) A. Hoogenboom, Het Politiecomplex, Arnhem 1994, p.82-86, 124-6. Zie ook: G. Marx, The interweaving of public and private police in undercoverwork, in C.D. Shearing en P.C. Stenning (ed), Private Policing, Sage, Newbury Park 198, p.172-193. En: A. Tofler, De nieuwe machtselite, Utrecht/Antwerpen 1990, p.317-318.


Evel