Hoofdstuk 5. 'Threat Assessment':
Een aanpak om gericht geweld te voorkomen.

Bron: Internet.

Series: National Institute of Justice, Research in Action.
Published: September 1995, by Robert A. Fein, Consultant psychologist for the Secret Service.
Bryan Vossekuil, Assistent Special Agent in Charge, Intelligence Division.
Gwen A. Holden, Executive Vice President of the National Criminal Justice Association.

Nederlandse vertaling:

Onderzoeks- en operationele methoden.

Van oudsher richten politieactiviteiten zich op in hechtenisneming en vervolgen van daders nà het begaan van de misdaad. In de meeste gevallen is het voor de politie de eerste verantwoordelijkheid om vast te stellen of er sprake is van een misdrijf, een onderzoek in te stellen om de dader te identificeren, in hechtenis te nemen, en bewijsmateriaal te verzamelen.
Als de politie evenwel geconfronteerd wordt met informatie over een mogelijk toekomstig geweldsmisdrijf, is haar verantwoordelijkheid en bevoegdheid aanzienlijk minder duidelijk. "Threat assessment" is de term die gebruikt wordt voor een aantal onderzoeks- en operationele methoden die gebruikt kunnen worden om het risico van een geweldsmisdrijf te bepalen, in te schatten, en te hanteren.

'Making' versus 'posing' een dreigement.

Personen uiten dreigementen om verschillende redenen, slechts een aantal hebben inderdaad de bedoeling, en zijn in staat, om hun dreigement ten uitvoer te brengen. Het onderscheid tussen 'making' en 'posing' een dreigement is belangrijk.

  • Sommige personen brengen hun dreigementen ten uitvoer.
  • Sommige personen brengen hun dreigementen nooit ten uitvoer.
  • Sommige personen dreigen niet, maar gaan meteen over tot geweld.

Wie is/zijn de slachtoffer(s)?

Het uitstellen van ondernemen van actie totdat daadwerkelijk een dreigement is geuit, kan de aandacht afleiden van onderzoek naar factoren die relevanter zijn voor het risico van geweld, bijvoorbeeld de mogelijke doelwitten waarop de dader het voorzien heeft. Uit twee recente onderzoeken blijkt dat minstens enkele daders die het voorzien hadden op publieke figuren, meerdere doelwitten op het oog hadden. Gegevens van Stalking zaken wijzen uit dat Stalking regelmatig uitloopt op moord en daarna op zelfdoding. De dader wordt dan uiteindelijk zijn eigen doelwit.

Wettelijke maatregelen.

Wettelijke maatregelen, zoals een lange gevangenisstraf, zal iemand die wanhopig naar wraak verlangt, en bereid is te sterven om zijn doel te bereiken, niet weerhouden. Aanname van de Anti Stalking Laws is een belangrijke stap in het voorkomen van stalking-misdrijven. In de afgelopen vier jaar hebben alle staten Anti Stalking wetten aangenomen en het National Institute of Justice, in samenwerking met de National Criminal Justice Association, heeft een Anti Stalking modelwet gepubliceerd. Het is echter onwaarschijnlijk dat deze wetten Stalking kunnen voorkomen, tenzij de politie en beveiligingsdeskundigen weten hoe zij mogelijk toekomstige daders kunnen identificeren, evalueren en kunnen aanpakken.

Fundamentele principes van 'Threat assessment' .

De politie heeft momenteel geen duidelijk vastgelegde procedures over hoe te handelen als zij te maken krijgt met Stalking situaties. Zonder richtlijnen voor 'Threat assessments", kunnen anderszins competente politiemedewerkers in deze situaties onnadenkend en weinig grondig te werk gaan. Om dit gat te dichten presenteert dit rapport vier fundamentele principes die ten grondslag liggen aan 'Threat assessment investigation and management'. Deze worden gevolgd door een modelproces voor het aansturen van uitgebreide 'Threat assessment' onderzoeken.

  • Geweld is zowel een proces als een daad. Gewelddadig gedrag staat niet op zichzelf. Zorgvuldige analyse van geweldsmisdrijven toont aan dat geweld voort komt uit jarenlang slepende problemen, conflicten, en gemaakte fouten.

  • Geweld is het produkt van de interactie tussen drie factoren:

    a) De persoon die geweld gebruikt.
    b) Stimulerende omstandigheden waardoor de persoon geweld als een optie gaat zien, als een 'way out', als oplossing van zijn problemen.
    c) Een omgeving die geweld mogelijk maakt, toestaat, of het in elk geval niet stopt.

  • De sleutel tot onderzoek en oplossing van ' Threat Assessment' zaken is identificatie van het gedrag van de eventueel toekomstige dader. Speciaal het gedrag dat gerelateerd is aan het geuite dreigement.
    Daders van geweldsmisdrijven houden zich bezig met een bepaald gedrag dat voorafgaat aan, en verbonden is met het misdrijf. Zij maken overwegingen, plannen, en bereiden zich voor op gewelddadige acties.

  • Bedreigende situaties kunnen succesvoller aangepakt worden als politie, justitie en andere relevante organisaties samenwerken om het probleem op te lossen. Voorbeelden zijn: Officieren van Justitie, rechtbanken, reclassering, maatschappelijk werk, geestelijke gezondsheidsorganisaties, personeelswerkers, slachtoffer-organisaties.

Functies van een 'Threat assessment' programma.

De twee belangrijkste functies:

1. Identificatie van een potentiele dader.
2. Inschatten van de risico's van uitvoering van de dreigementen die op een bepaald moment geuit worden door de dader, en zowel de dader aanpakken als het risico dat hij vormt voor het slachtoffer.

De dader identificeren.

Het proces van het identificeren van een potentiele dader houdt in:

  • Criteria die aangeven wanneer een persoon in aanmerking komt voor een 'Threat-assessment' onderzoek.

  • Beslissen wie binnen de politieorganisatie en in de andere betrokken organisaties verantwoordelijk zullen zijn voor het verkrijgen van informatie over mogelijke daders, en voor het 'Threat assessment' onderzoek.

  • Personen en organisaties, die mogelijk in aanraking komen met de potentiële dader, in kennis stellen van het bestaan van het 'Threat assessment' programma.

  • De op de hoogte gestelde personen en organisaties informeren omtrent de criteria.
    Wanneer zij het gebruik van geweld zien aankomen en de potentiële dader valt binnen de criteria, moeten zij dit onder de aandacht brengen van de verantwoordelijke mensen.

Het inschatten van de risico's.

Het tweede doel van het 'Threat assessment' programma is het evalueren van de risico's die personen die onder verdenking staan, vormen voor het slachtoffer. Het inschatten van het risico behelst twee primaire functies: Onderzoek en evaluatie.

Onderzoek.

Het primaire doel is informatie verzamelen over de potentiële dader en de mogelijke doelwitten. Meerdere bronnen van informatie moeten aangeboord worden om meer te weten te komen over het gedrag, de interesses, en de gemoedstoestand van de dader in verschillende fases van zijn leven. Dit is mogelijk met behulp van:

  • Persoonlijke gesprekken met de dader.
  • Persoonlijke bezittingen van de dader, zoals dagboeken en brieven. En ander materiaal dat hijzelf verzameld heeft, zoals boeken en tijdschriften die mogelijk een betekenis kunnen hebben voor het onderzoek.
  • Gesprekken met kennissen, vrienden, collega's, buren en familie van de potentiële dader. Alsmede gesprekken met politiemedewerkers en maatschappelijk werkers die de dader kennen, en gesprekken met eerdere slachtoffers.
  • Registratie van archiefmateriaal van de politie, justitie, rechtbanken, reclassering, het maatschappelijk werk, geestelijke gezondheids-organisaties. En notities die gemaakt zijn door degenen die op de hoogte zijn van de dreigementen van de dader, zoals beveiligingspersoneel, managers, slachtoffers en collega's.

Aan het begin van een 'Threat assessment' onderzoek is het belangrijk om gedetailleerde beshrijvingen te verkrijgen van opvallend gedrag van de dader. Belangrijke informatie zijn gegevens over hoe de dader zich in het verleden heeft gedragen in voor hem ondraaglijke en stressvolle situaties. Gedragsgegevens over zijn motieven en intenties zijn essentieel. Wat vooral belangrijk is, is informatie over het gedrag dat gerelateerd is aan de bedreigingen:

  • De dader heeft interesse getoond in mogelijke slachtoffers.
  • De dader is in contact getreden met het slachtoffer(s) of over hen in contact getreden met anderen.
  • De dader heeft overwogen en/of geprobeerd zichzelf of anderen iets aan te doen.
  • De dader heeft een wapen aangeschaft en/of geoefend met een wapen.
  • De dader heeft het mogelijke slachtoffer benaderd of achtervolgd, met of zonder een wapen.

Het persoonlijke gesprek met de dader. Een belangrijke vraag is de vraag of met de dader gepraat zal worden. Die beslissing hangt af van verschillende factoren:

  • De behoefte aan informatie van de onderzoeker.
  • De feiten die aanleiding zijn geweest om tot onderzoek over te gaan.
  • De positie die de onderzoeker wettelijk inneemt t.a.v. de dader.
  • De beschikbare bronnen van de onderzoeker.
  • De ervaring en training van de onderzoeker in dit soort gesprekken.
  • De stand van zaken van het onderzoek.
  • De gekozen strategie om de zaak op te lossen.

De beslissing moet gemaakt worden op basis van deze factoren. Als er al een 'face-to-face' contact is geweest tussen dader en slachtoffer, of als de dader al dreigementen heeft geuit, is een persoonlijk gesprek een goed idee. In die omstandigheden heeft een gesprek verschillende doelen:

  • Het geeft aan dat het gedrag van de dader bekend is,
  • geeft de dader de gelegenheid zijn verhaal aan een derde te vertellen,
  • informatie kan verzameld worden, en er kan een duidelijk signaal worden gegeven dat het gedrag van de dader onacceptabel is, niet getolereerd zal worden, en zal moeten stoppen.

Een gesprek met de dader vormt zo een mogelijkheid voor het verzamelen van gegevens die nodig zijn voor het inschatten van het risico van geweld, en om de dreigementen, c.q. de dader aan te pakken. Daarom zijn 'Threat assessment' interviews heel produktief als zij professioneel en met respect afgenomen worden. De taak van de onderzoeker is tweeledig: Informatie verzamelen over de denkwereld, het gedrag en de activiteiten van de dader met betrekking tot het slachtoffer, en verandering in het gedrag aan te moedigen. Door interesse te tonen in het leven van de dader, kan de kans op gedragsverandering vergroot worden, en neemt het succes van het interview toe.

In sommige gesprekken met daders kan echter de belangstelling van de dader in het slachtoffer intensiveren, en het gevaar van dodelijk geweld toenemen. Zonder een gesprek zou misschien de belangstelling voor het slachtoffer afgenomen zijn. Zo ook kan een wanhopige, su‹cidale, in de steek gelaten dader, het gevoel krijgen dat hij niet veel tijd meer heeft en door het interview gestimuleerd worden over te gaan tot extremer gedrag, 'voordat zij mij opsluiten'. In zulke gevallen zal de onderzoeker de veiligheid van het slachtoffer moeten vergroten, hospitalisatie of arrestatie van de dader moeten regelen, of de dader laten volgen. Subjectieve interviews moeten evenwel overwogen en beschouwd worden binnen de context van de onderzoeksstrategie.

Gegevens over het slachtoffer.

Een man die al wekenlang een secretaresse achtervolgd met wie hij geen relatie heeft, en die hij slechts een keer heeft ontmoet, heeft schijnbaar een doelwit uitgekozen. Een werknemer, ontslagen door een manager die door de werknemer beschuldigd wordt van discriminatie en de schuld krijgt van het uiteenvallen van het gezin van de werknemer, heeft collega's verteld dat hij nog een appeltje te schillen heeft met de manager. Om geweld te voorkomen heeft de 'Threat assessment' -onderzoeker informatie nodig over het slachtoffer. Relevante vragen kunnen zijn:

  • Zijn er potentiële slachtoffers aanwijsbaar, of lijkt het dat de dader, als hij al geweld overweegt, nog geen slachtoffer heeft uitgekozen?
  • Is het mogelijke slachtoffer bekend aan de dader? Kent hij het slachtoffer goed, is hij op de hoogte van allerlei facetten van het leven van het slachtoffer? Kent hij de routines, gewoontes van het slachtoffer?
  • Hoe kwetsbaar is het slachtoffer? Is het slachtoffer in staat zichzelf in veiligheid te stellen? Wat kan gedaan worden om de veiligheid voor het slachtoffer te vergroten?

  • Is het slachtoffer bang? Word deze angst gedeeld door de omgeving?

  • Hoe stelt het slachtoffer zich op? Is het slachtoffer bestand tegen de dreigementen? Beseft het slachtoffer de risico's? Hoe goed is het slachtoffer in staat duidelijk en consistent te zijn in het 'Ik wil geen contact met jou'?

    Evaluatie.

    Aanbevolen wordt in het evaluatieproces twee fases aan te brengen: In de eerste fase wordt informatie geëvalueerd betreffende gegevens die aanwijzingen geven omtrent de uitvoering van de dreigementen.
    In de tweede fase wordt geprobeerd vast te stellen of de dreiging van geweld aan het toenemen is, of aan het afnemen.
    Na de analyse van de beschikbare gegevens, moeten de volgende vragen beantwoord worden:

    • Lijkt het waarschijnlijk dat de dader geweld zal gebruiken? Welke specifieke informatie heeft geleid tot deze conclusie?
    • Hoe acuut is het risico van gebruik van geweld? Welke drempels, als deze er zijn, zijn al overschreden? Bijvoorbeeld heeft de dader straat/contactverboden overtreden, heeft hij al een testament gemaakt, persoonlijke bezittingen weggegeven, aangegeven dat hij wil sterven?

    • Door welke factoren of veranderingen in het leven van de dader of in het leven van het slachtoffer kan het risico toenemen, of juist afnemen?

    Case management

    De eerste component van 'Threat assessment' case management houdt in het ontwikkelen van een plan van aanpak waarmee de dader gestimuleerd wordt af te zien van het gebruik van geweld als een mogelijke optie. De tweede component houdt in de implementatie van dit plan van aanpak. Ook al is er een nog zo'n uitstekend plan van aanpak ontwikkeld, als deze niet geïmplementeerd wordt, zal het plan van aanpak van weinig nut zijn voor het voorkomen van geweld. Het plan van aanpak moet flexibel blijven en aangepast kunnen worden aan veranderende omstandigheden. De derde component is de formele afsluiting van de zaak.

    Case plan development.

    De onderzoekers bepalen welke interne en externe systemen behulpzaam kunnen zijn bij de oplossing van de problemen die de dader oproept. In sommige situaties, bijvoorbeeld als de dader zijn plannen aankondigt in een gebied waar de Anti Stalking wetten al in werking zijn, is de beste manier om geweld te voorkomen, en schade voor het slachtoffer tot een minimum te beperken, meteen aangifte te laten doen en de dader te laten vervolgen.
    Maar zelfs een veroordeling en een gevangenisstraf kunnen de veiligheid van het slachtoffer niet garanderen. Als de dader niet in staat blijkt het idee van een relatie met het slachtoffer uit zijn hoofd te zetten, of als de dader het slachtoffer zijn mislukkingen en zijn pijn verwijt, is het zinvol om strategieën te bedenken om de dader aan te moedigen van richting te veranderen. Een dader die zich bezighoudt met zinvolle activiteiten die succes opleveren en een zin geven aan zijn bestaan, is minder geneigd zich bezig te blijven houden met een mislukte relatie. Familie, vrienden, buren kunnen hierin een rol spelen door voorstellen te doen, en de dader aan te moedigen veranderingen in zijn leven aan te brengen. Aanvullend kunnen ook de geestelijke gezondheidszorg en het maatschappelijk werk behulpzaam zijn in het, samen met de dader, meer acceptabele levensdoelen te formuleren, en hem vaardigheden te laten ontwikkelen waarmee hij het leven beter aankan.
    Minstens één aspect van een 'Case management' plan gaat het slachtoffer aan; Als het de dader verboden is contact te zoeken met het slachtoffer, moet het slachtoffer weten wat hij of zij moet doen. Bijvoorbeeld welke mensen gebeld moeten worden als de dader direct of indirect contact zoekt.

    Case management implementatie.

    Een zorgvuldig ontwikkeld plan zal weinig effect hebben als deze blijft liggen in het la van de onderzoeker, en niet vertaald wordt naar het ondernemen van actie. Ook al kan geen enkele procedure of tactiek garanderen dat een dader geen gewelddadige pogingen zal ondernemen, er zijn twee activiteiten waarvan is gebleken dat deze het risico helpen te reduceren, en die in het geval van een ernstige afloop het 'Threat assessment' team helpen het gebeurde te evalueren.
    Ten eerste is het documenteren van gegevens en het vastleggen van beslissingen/overleg essentieel. Zonder duidelijke documentatie zijn de onderzoekers aangewezen op hun geheugen. En het geheugen is niet feilloos. Een zorgvuldig en uitgebreid gedocumenteerd rapport kan bekritiseerd worden op onjuiste informatie of gebrekkige analyse. Maar zo'n rapport laat ook zien dat er grondig aan een zaak gewerkt is en zal na afsluiting van een zaak ook het merendeel van de kritische vragen kunnen beantwoorden en doorstaan.
    Ten tweede kan consultatie in elke belangrijke fase van het onderzoek een belangrijk hulpmiddel zijn. Consulten kunnen gevraagd worden aan leden van de 'Threat assessment Unit' of externe deskundigen. Degene die geconsulteerd wordt moet bekend staan als deskundige en het vertrouwen hebben van de onderzoekers. Bijvoorbeeld in het geval waarin de dader een psychiatrisch verleden heeft, en de onderzoeker niet bekend is met de symptomen van psychiatrische ziektebeelden, kan een psycholoog of psychiater waardevolle informatie geven, en het nodige inzicht verschaffen.
    Aanvullend, in het geval dat een onderzoeker door de bomen het bos niet meer ziet, kan deze raad vragen aan een collega uit een andere 'Threat assessment' Unit. Een collega die niet betrokken is bij een bepaalde zaak, kan objectief advies geven waardoor de betreffende onderzoeker(s) weer overzicht krijgt over het geheel. Wanneer een zaak toch een ernstige wending neemt, kan de documentatie van consulten aantonen dat de onderzoeker gezocht heeft naar andere mogelijkheden, en niet is blijven steken in een 'tunnel vision'.

    Het afsluiten van een zaak.

    De laatste taak van ' Threat assessment' case management is het afsluiten van een zaak. Als de onderzoeker(s) besluit dat er geen gevaar meer dreigt voor het slachtoffer, en dat de dader geen plannen meer heeft in die richting, kan een zaak worden afgesloten. Op dit punt is aangekomen is het belangrijk je het volgende af te vragen:

    • Wat is veranderd in het leven van de dader waardoor hij geen neigingen meer vertoont zijn voormalig doelwit te achtervolgen, of gewelddadige acties te onder nemen?
    • Welke componenten van het 'Case management' plan hebben invloed gehad op het denken van de dader, of op zijn neiging geweld uit te oefenen, en in welke mate?
    • Welke levensomstandigheden zouden de dader kunnen doen besluiten toch weer terug te vallen op het oude gedrag?
    • Zijn er dan hulpbronnen voor hem beschikbaar, en is hij hiervan op de hoogte?

    Terwijl sociologen en analytici debatteren over de talloze oorzaken van de toename van geweld in onze samenleving, en er een groeiende nationale bezorgdheid is ontstaan, wordt er van politie en beveiligingsorganisaties in toenemende mate verwacht om individuele situaties te onderzoeken, te beoordelen en te beslissen of het risico dat een bepaald persoon vormt voor een ander, reëel is. In gevallen van Stalking en andere situaties waar dreigend gevaar heerst , kan uitgebreid en zorgvuldig ingestelde 'Threat assessment' onderzoek de veiligheid van slachtoffers bewaken en potentiële daders afschrikken.

    Dietz, P.E. and D.A. Martell, "Mentally Disordered Offenders in Pursuit of Celebrities and Politicians," National Institute of Justice, Washington, D.C., 1989, 83-NI-AX-0005;

    Dietz, P.E., D.B. Matthews, D.A. Martell, T.M. Stewart, D.R. Hrouda and J. Warren, 'Threatening'. Inappropriate Letters to Members of the United States Congress," Journal of Forensic Sciences, 36 (September 5, 1991):1445-1468;

    Dietz, P.E., D.B. Matthews, C. Van Duyne, D.A. Martell, C.D.H. Parry, T.M. Stewart, J. Warren and J.D. Crowder, "Threatening and Otherwise Inappropriate Letters to Hollywood Celebrities," Journal of Forensic Sciences, 36 (January 1, 1991):185-209;

    Fein, R.A. and B. Vossekuil, "The Secret Service Exceptional Case Study Project: An Examination of Violence Against Public Officials and Public Figures," National Institute of Justice, study in progress, 92-CX-0013.

    National Criminal Justice Association, Project to Develop a Model Anti-Stalking Code for States,

    The National Institute of Justice is a component of the Office of Justice Programs, which also includes the Bureau of Justice Assistance, Bureau of Justice Statistics, Office of Juvenile Justice and Delinquency Prevention, and the Office for Victims of Crime. Points of view in this document are those of the authors and do not necessarily reflect the official position of the U.S. Department of Justice.