Scriptie "Aanpak overlastveroorzakers", Politiebeleid.

(15 sec.)

Hoofdstuk 2. Politiebeleid tot dusver t.a.v. overlastveroorzakers.

Politiebeleid

Na in de vorige paragrafen beschreven te hebben waar de overlast uit bestaat en op welke lokaties de overlast zich concentreert, zal ik nu ingaan op de aanpak die de politie hanteert.
Doelstelling van het beleid was elke vorm van strafbare overlast repressief te belonen:*

  • Extra toezicht op de overlastlokaties door politiemedewerkers. Voornamelijk gericht op de drugsgebruikers.

  • Het formeren van contactgroepen van medewerkers van de Dienst Ruimtelijke Ordening, de politie, belangengroeperingen, bewonersgroepen, en opvang- en hulpverleningsinstellingen.

  • Sinds 1994 Aanpassing Algemene Plaatselijke Verordening; Er kan door de politie verbaliserend worden opgetreden tegen personen die overlast veroorzaken door in het openbaar alcoholhoudende dranken te nuttigen. Voorheen kon dit slechts binnen de diepenring. Na de aanpassing werd het gebied verruimd tot buiten de diepenring.

  • Een activiteitenaanbod in de zomer van 1995 in de vorm van spel- en sportaktiviteiten voor de Antilliaanse jongeren die overlast veroorzaakten aan de Nieuweweg.

  • Sinds 1 juli 1996. Het LIK OP STUK-beleid. Een integrale aanpak van Politie, Openbaar Ministerie en de Gemeente Groningen om de overlast te bestrijden. Doelstelling van deze aanpak is de overlastveroorzakers met steeds zwaardere middelen aan te pakken. Na een waarschuwing en na uitreiking van een folder met uitleg aan de overlastveroorzaker, kunnen op basis van de APVG (Algemene Plaatselijke Verordening Groningen) boetes en verblijfsontzeggingen worden opgelegd.

  • Het Guyotplein kreeg in 1996 extra aandacht door de 'Caravan'-actie, en verscherpte surveillances. Tevens werden in november 1996 weekendacties gehouden in de Oude Kijk in 't Jatstraat, Hoekstraat en omgeving.

* Marap 1995 (management rapportage Regiopolitie district Groningen/Haren), pag. 46.


Voorlopige inventarisatie van de resultaten.

Bovenstaande beleidsmaatregelen hadden in de jaren 1995 en 1996 volgens de 'Evaluatie aanpak overlast in de binnenstad van Groningen* de volgende resultaten:

  • Uit binnenkomende meldingen bleek dat de overlast op het Martinikerkhof, Nieuweweg en de Uurwerkersgang door een aantal gerichte akties beperkt werd. Na het beëindigen van de gerichte surveillances aan de Uurwerkersgang verergerde echter de overlast weer.

  • Door de maatregelen ontstond een betere samenwerking met buurtbewoners, instellingen, en een hogere meldingsbereidheid.

  • Door het instellen van een telefonisch spreekuur voor het reserveren van slaapplaatsen, kon de overlast in de omgeving van het Hoekhuis worden teruggedrongen. Als gevolg van de intensivering van politiedruk verplaatste het overlastprobleem zich echter naar Nieuwe lokaties; Het Guyotplein, Noorderhaven en Kijk in 't Jatbrug en omgeving.

  • De overlast aan de Nieuweweg kon in 1994 en 1995 worden teruggedrongen door politieoptreden enerzijds, en het aanbod van sport- en spelaktiviteiten anderzijds. Van deze activiteiten werd druk gebruik gemaakt.

  • Het Guyotplein kreeg daarop extra aandacht door de 'Caravan'-actie, en verscherpte surveillances. Tevens werden in november 1996 weekendacties gehouden in de Oude Kijk in 't Jatstraat, Hoekstraat en omgeving. Hiermee werd aan de doelgroep duidelijk gemaakt dat de overlast niet getolereerd wordt. De overlastlokaties werden hierdoor ontlast en tevreden reacties van buurtbewoners waren het gevolg.

  • Onder het 'Lik op Stuk'-beleid zijn tussen 1 juli 1996 - december 1996 210 processen-verbaal uitgeschreven. Agenten hebben de indruk dat dit beleid een goede uitwerking heeft.

    * A. Arents, Evaluatie aanpak overlast in de binnenstad van Groningen, 1996.


    Kanttekeningen t.a.v. het Politiebeleid.

    De maatregelen kunnen worden gekarakteriseerd als opjaag- en afschrikbeleid met de bedoeling de overlastplek/buurtbewoners te ontlasten. Mijn indruk is dat de maatregelen die alleen gericht waren op repressie; de intensivering van politietoezicht en het verbaliseren, niet voldoende effect sorteerden, of slechts tijdelijk.

    De beleidsdoelstelling, namelijk het repressief belonen van de strafbare overlast is in deze zin dan wel behaald. Maar welk nut, behalve dan ontlasting van buurtbewoners, heeft dit als daarna een andere Basiseenheid wordt geconfronteerd met een toename van overlast in hun werkgebied?

    De maatregelen waarbij men niet alleen gericht was op repressie en verbaliseren, maar ook manieren werden gevonden de doelgroep een positief alternatief aan te bieden, leverden meer op. Gedoeld wordt o.a. op het terugdringen van de overlast aan de Nieuweweg in 1994 en 1995, wat enerzijds lukte door politieoptredens, maar waarbij anderzijds aan de doelgroep sport- en spelaktiviteiten werden aangeboden. Hier werd zomer 1995 druk gebruik van gemaakt.

    Ook als het ging om het regelen van praktische zaken bleek dat politieoptredens in combinatie met andere aanvullende oplossingen, meer effect sorteerden. Zoals bv. het instellen van het telefonisch spreekuur waar slaapplaatsen gereserveerd kunnen worden, zodat zich minder opstootjes vormen voor de deur van Het Hoekhuis*.

    Onderschat wordt dat het weinig zin heeft mensen weg te jagen en af te schrikken, ze kunnen tenslotte niet in lucht oplossen en zullen ergens anders weer opduiken.

    Het voordeel van dit beleid is natuurlijk dat buurtbewoners (tijdelijk)ontlast worden, maar is hiermee het probleem opgelost? Is de groep zelf hiermee geholpen? Zal de groep hierdoor veranderen, c.q. stoppen met het veroorzaken van overlast?

    Tevens valt op dat het beleid gericht is op de groep in zijn geheel en niet op individuen. Terwijl heel duidelijk is dat juist de ernstige overlastveroorzakers geen homogene groep vormen. Zie Hoofdstuk 3 'De overlastveroorzaker'.

    Als laatste kanttekening wil ik naar voren brengen dat de taakafbakening en functieomschrijvingen die iedere hulpverlenende instelling*, ook de politie, strikt en gedwongen door de bestaande regelgeving hanteert, misschien wel een van de grootste hindernissen zijn in de aanpak van deze mensen. De woorden 'Dat is onze taak niet' vliegen mij dagelijks om de oren. Zowel intern als in contacten met externe hulpverlenende instellingen word ik elke dag weer geconfronteerd met deze zinsnede. En dan houdt natuurlijk alles op. Als we ons allemaal strikt aan onze werkzaamheden houden, werkzaamheden die niet altijd afgestemd zijn op de aanpak van deze mensen, zijn oplossingen ver te zoeken.

    * Nachtopvangvoorziening voor dak/thuislozen. Hoekstraat 38, Groningen.


    Door de politie aangedragen oplossingen.

    Oplossingen werden tot dusver aangedragen in de vorm van*:

    • Het intensiveren van politietoezicht.

    • Meer samenhang in het pakket van maatregelen in de vorm van betere afstemming tussen de Basiseenheden.

    • Een beter registratiesysteem.

    • Een duidelijker verbaliseringsbeleid.

    * A. Arents, Evaluatie aanpak overlast in de binnenstad van Groningen, 1996.


    Kanttekeningen t.a.v. aangedragen oplossingen

    De in de vorige paragraaf aangedragen oplossingen zijn wederom hoofdzakelijk gericht op repressie en zijn politiële, interne oplossingen waarbij niet gestreefd wordt naar een samenwerking met de hulpverlenende instellingen. Gebonden aan de bestaande wetgeving en de taakomschrijving van de politie ligt het voor de hand dat het tot dusver hierbij bleef.

    Tot nog toe was er van de kant van de politie, om begrijpelijke redenen, nauwelijks belangstelling voor wat leeft in deze groep. Men ging er van uit dat het de taak was van de politie om de groep te beheersen, en dat het de taak van de hulpverlening is na te gaan of deze groep al dan niet geholpen wil/kan worden. Ondanks de gezamenlijke bemoeienis is de aanpak gescheiden en wordt vaak langs elkaar heen gewerkt. Het blijkt dat dit beleid tot dusver, niet voldoende resultaat oplevert. Van de kant van de politie begint men te beseffen dat naast de genoemde maatregelen zoals bovenstaande, er toch ook meer aandacht zal moeten worden besteed aan het aspect van hulpverlening, en aan samenwerking met de hulpverlenende instellingen. Mede daarom werd ik gevraagd een notitie te schrijven over de aanpak van de overlastveroorzakers, waarop deze scriptie gebaseerd is.

    Ik denk dat naast de al aangedragen oplossingen ook aan andere mogelijkheden gedacht moet worden. Mogelijkheden die wellicht zullen leiden tot een adequatere hantering van het overlastprobleem, en een beter hulpaanbod voor deze groep mensen. In hoofdstuk 4 zal ik hier verder op ingaan.