'Komt dat zien, komt dat zien!'

Het Internet-circus van Maurice de Hond en andere potsenmakers


Uit De Groene Amsterdammer van 10 juli 1996

Marianne van den Boomen



Sommigen verdienen er hun brood mee. Met het houden van Internet-praatjes en digitale-snelweglezingen. Vanzelfsprekend ondersteund met 'interactieve multimediapresentaties' - een computer plus modem, een video-beam en een groot projectiescherm, opdat de hele zaal kan meekijken naar het online-gebeuren.
Maurice de Hond bijvoorbeeld, van opiniepeilingsbureau Inter/View en de Gouden Gids, inmiddels directeur Nieuwe Media bij uitgeverij Wegener. Hij houdt zo'n drie lezingen per week, meestal voor managers. Terwijl hij probeert verbinding te krijgen met het Internet, vraagt hij aan de zaal 'wie het Internet wel eens heeft gezien'. Meestal steekt dan zo'n twintig procent van de heren in het pak weifelend de hand op.
Ai ai, alweer een zaal vol 'digibeten', zoals De Hond computeranalfabeten pleegt te noemen. Die werken nog met telefoon en ouwe kranten, zitten nog dagelijks in de file en op een muf kantoor, hebben geen idee wat er allemaal gaat verdwijnen, en vooral wat er allemaal gaat komen. En trouwens, ook voor digikenners geldt: You ain't seen nothing yet.
De show kan beginnen.

Sommigen verdienen er hun brood mee. Met variété, acrobatiek en illusionisme. Dat gebeurt in de piste van een circus, vanzelfsprekend ondersteund met muziek, licht en clownerie. Leo Bassi bijvoorbeeld, stammend uit een oud circusgeslacht, maar met zijn tijd meegegaan. Zijn show heet Cybercus: The Great Internet Circus, en de voorstellingen zijn zowel in een circustent als live op het Internet te volgen (http://www.dma.nl/bassi). In de tent een groot projectiescherm met Internet-beelden. En grote kooien, met daarin de dompteurs en hun wilde techniekbeesten: licht, geluid en Internet.
Leo Bassi vraagt zijn publiek - vrolijk, ietwat studentikoos uitgaanspubliek - zich op te delen in een groep die het Internet niet kent (ongeveer de helft), die er af en toe mee werkt (zo'n veertig procent), en die er dagelijks mee werkt (zo'n tien procent).
De show kan beginnen.

Er circuleren vele soorten digi-lezingen. Ze dragen titels als: Internet-PR voor uw bedrijf, Multimediavisies voor managers, Internet als marketing-instrument. De praatjes worden gehouden op allerhande symposia en congressen, voor een publiek van overwegend keurige mannen in kostuum. Decisionmakers, die behoren na te denken over de digitale toekomst. Ze ruiken naar after shave en kijken sceptisch, schaapachtig of zelfverzekerd. Die laatsten hebben reeds een e-mailadres en 'surfen' wel eens op het Net. 'Mijn vrouw ziet me nauwelijks meer, ha ha!'
De paar vrouwen die rondlopen op zo'n congres, brengen óf de koffie rond óf ze proberen alle demonstratiecomputers uit, omdat ze even hun e-mail willen lezen. Dat lukt zelden, want de computers zijn meestal zo geïnstalleerd dat je alleen van site naar site kunt klikken op het World Wide Web, het multimediadeel van het Internet.
Overigens lukt het de digisprekers in dit circuit zelden om op het podium verbinding te krijgen met het Internet, en moeten ze terugvallen op hun van te voren gemaakte demonstratiebeelden. Dat geeft allemaal niks; het bewijst slechts hoe de Internet-technologie nog in de kinderschoenen staat, hoe veel er nog moet gebeuren en zal gebeuren. Want het gaat hier om de toekomst.
Maurice de Hond begint met te stellen dat, anders dan vaak wordt gedacht, de kracht van het Internet niet ligt in informatie maar in communicatie. Uitwisseling, interactie - daar gaat het om. Het publiek knikt instemmend. Dat klinkt goed, dynamisch. Ook ik knik: inderdaad, het Internet is niet zozeer een gigantische harde schijf met informatie, maar een netwerk van onderling communicerende mensen.
De Hond laat - online of offline, afhankelijk van hoe het Net hem die dag gezind is - zien wat hij bedoelt. De Web-site van Pointcast (http://www.pointcast.com) bijvoorbeeld, een nieuwsvoorziening waarbij je zelf kunt instellen welke rubrieken je voorgeschoteld wilt krijgen in je persoonlijke elektronische krant. Bijvoorbeeld: economie wel; sport niet, behalve tennis; het weer, maar dan alleen in West-Europa; politiek, alleen internationaal, etcetera. Schitterend hè? Sommige beelden bewegen ook nog. Ja, 't bestaat alleen nog maar in Amerika, maar in de toekomst krijgen we dat natuurlijk ook met Nederlands nieuws. Applaus.
Of de Web-site van Firefly (http://www.ffly.com) . Nog fraaier, nog persoonlijker toegesneden. Want Firefly is intelligent: je kunt 'm 'voeden' met je persoonlijke voorkeuren voor bepaalde muziek, films en artiesten, en dan schotelt Firefly je een lijstje films of CD's voor die je nog niet kende, maar die je waarschijnlijk ook wel mooi vindt. Je kunt op nadere informatie klikken, stukjes horen of zien, en niet te vergeten: bestellingen plaatsen. Ook dit bestaat alleen nog in Amerika, en alleen nog maar voor muziek en film, maar de toekomst is aan dit soort personal assistents, intelligente elektronische butlers. Applaus!
Hé, maar waar is nou het punt gebleven dat communicatie en niet informatie het belangrijkste was? Interactiviteit blijkt hier niks anders te zijn dan de mogelijkheid van een geïndividualiseerd pad door een berg informatie. Opdat men bestelle. Interactie staat hier gelijk aan transactie. Internet-gebruikers zijn gereduceerd tot handelaren of consumenten, uit op genot, gemak en gewin.
Leo Bassi pakt het een stuk ordinairder aan. Razendsnel laat hij zien wat iedereen nu wel eens wil zien. Een nazi-site met een verzameling runentekens. Het live-podium van een seksshow. De homepage van een strippende huisvrouw, die op het laatst lekker een badjas aantrekt. Maar dan het belangrijkste volgens Bassi: 'My homepage!' Met bewegende lichtjes, met de geschiedenis van het circusgeslacht Bassi, met live-beelden vanuit de tent. Leo Bassi eet vuur - live op het Internet! Leo Bassi wentelt zich in glas - 'live blood' op het Internet! Bassi doet zijn schoenen uit, gaat op zijn rug liggen, steekt zijn benen omhoog en er zakt een gigantische attachékoffer (ongeveer drie bij twee meter) uit de nok van de tent, die hij razendsnel laat tollen en kantelen op zijn blote voeten. Applaus!
Ik schuif zowat tussen de circusbankjes van het lachen - acrobatiek met een attachékoffer: het lijkt wel een spreekbeurt van Maurice de Hond!

Wonderlijk: lezingen die meer te maken hebben met circus dan met Internet; shows die als circus nogal slapjes zijn, maar als persiflage op de digi-spreekbeurten weer geweldig.
De overeenkomsten zijn frappant. Beide soorten voorstellingen drijven op multimediaspektakel, handel en amusement. Geen van beide gaat in op waar de werkelijke communicatie en interactie op het Internet plaatsvindt: e-mail, mailinglists, nieuwsgroepen, IRC (Internet Relay Chat; een soort babbelbox-kanalen maar dan met getikte tekst) of MUD's (Multi User Dungeons, interactieve spelachtige 'omgevingen', bestaande uit louter tekst). Tekst is nog altijd de kern van het Internet, maar dat is kennelijk niet spectaculair genoeg voor dit soort voorstellingen.
Of zouden ze er gewoon niet mee bekend zijn? Maurice de Hond weet in elk geval het verschil niet tussen e-mail, nieuwsgroepen en IRC-kanalen, getuige zijn boek Dankzij de snelheid van het licht: De digitale toekomst uitgelegd aan digikenners en digibeten. Hij schrijft daar over nieuwsgroepen: 'Bij het aanmelden wordt ook doorgegeven hoeveel mensen op dat moment wereldwijd zijn aangesloten bij die nieuwsgroep. En als je binnen die nieuwsgroep iemand ''tegenkomt'' met wie je ook graag persoonlijk wilt communiceren, dan maak je dat kenbaar en je verhuist naar een plek waar je rechtstreeks met elkaar in contact kunt komen.' Maurice toch! Een nieuwsgroep is een soort openbaar prikbord waar iedereen berichten kan ophangen, maar je kunt echt niet zien wie er op dat moment bezig zijn - dat kan alleen in MUD's en op IRC. Een eind verderop schrijft De Hond over de klassieke marketingblunder van het advocatenechtpaar Canter en Siegel, die een paar jaar geleden aan 'alle e-mailgebruikers in de wereld' een mailing hadden gestuurd. Welnee, Maurice, er bestaat helemaal geen lijst van alle e-mail-adressen in de wereld; de advocaten stuurden hun commerciële aankondiging naar zesduizend nieuwsgroepen, en haalden zich daarmee de woede van miljoenen Internet-gebruikers op de hals. Immers, in vrijwel elke nieuwsgroep, of die nu ging over bloemschikken, genealogie of incestverwerking, dook het irritante reclamebericht op.
Het lijkt er veel op dat De Hond zich nog nooit met nieuwsgroepen heeft ingelaten. Via http://www.dejanews.com is op te vragen wie er ooit in nieuwsgroepen heeft gepost. Inderdaad, Dejanews geeft niet thuis voor afzender Maurice de Hond c.q. voor zijn e-mailadres (te vinden op zijn homepage http://www.win.nl/maurice).
In Leo Bassi's circus blijkt ook niet alles te kloppen. Tussen de publiekstribunes hangen feestelijke bordjes met allerlei Internet-kreten en -afkortingen: telnet, http, www, maar ook hrml en gropher, terwijl een beetje Internetter weet dat dat html en gopher moet zijn. De vraag blijft of Leo Bassi een slordig circus brengt of een tot in de details perfecte pastiche...

Aardige man, Maurice de Hond, daar niet van. Hij zegt er ook altijd vrolijk bij dat vooralsnog alleen zij die er lezingen over geven, iets verdienen aan het Internet. Geeft niks, het gaat immers om de toekomst. Om die van Nederland - het is niet genoeg dat Nederland een van de dichtst bekabelde, becomputerde en be-Internette landen ter wereld is; Nederland moet nummer 1 worden op de digitale snelweg - en om die van onze kinderen.
Zo schrijft hij in zijn boek dat hij zijn zoontje voor zijn achtste verjaardag een computer heeft gegeven, want: 'Als ik het alleen aan het onderwijs overlaat, staat hij in de eenentwintigste eeuw hulpeloos met slechts een pen in de hand, terwijl de rest van de wereld hem uitlacht.'
Wat een eigenaardig wereldbeeld. Hoe stelt de goede man zich dat nu voor, hoe kan de rest zo'n voorsprong krijgen op zijn zoontje? We mogen toch aannemen dat die opgroeit in dezelfde hedendaagse omgeving van zappen, computerspelletjes en Internet. Of denkt De Hond dat alle vaders zo hysterisch zijn om hun kinderen eigen computers te geven? Dat worden ze hoogstens na het lezen van zijn boek.
Het gaat De Hond echter om een structurele aanpak. Om Nederland niet verzwolgen te laten worden door een digitale dijkdoorbraak, stelt hij een heus 'Digi-Deltaplan' voor. Weg met de infrastructurele technologie van gisteren (Betuwelijn, HSL-trein); investeer die miljarden in 'bits-verkeer' in plaats van 'atomenverkeer'. Voor het jaar 2000 voor iedereen in Nederland glasvezel in plaats van die trage koperen telefoonkabels. Dan vliegen onze bits met de snelheid van het licht door cyberspace, en krijgt het Nederlandse bedrijfsleven er een enorme potentiële afzetmarkt bij. Kost twintig miljard, maar die moet je zien als een lening die later wordt terugbetaald. En verder natuurlijk: innovatiesubsidies voor het bedrijfsleven, digitale netwerken op scholen, en kinderbijslag ten behoeve van computers voor het kroost. ('t Was kennelijk toch een beetje duur als verjaarscadeautje.)
Moet je dan eens zien hoe hard het dan zal gaan. Computers in je manchetknopen, die reageren op gesproken commando's. Je koerst op het kompas van je personal assistent, je digitale alter ego, of het nu gaat om de keuze en aanschaf van een nieuwe sofa of wasmachine, of het reserveren van een operavoorstelling.
Bizarre toekomstmuziek? Welnee, zegt De Hond. Kijk eens hoe snel alles al is gegaan sinds de opkomst van de computer. In 1943 zei een hoge ome van IBM nog: 'Ik schat dat er een wereldmarkt is voor zo'n vijf computers.' In 1977 zei een hoge ome van Digital nog: 'Er is geen enkele reden dat iemand een computer in zijn huis wil hebben.' En zie nu eens: de helft van de huishoudens in Nederland heeft anno 1996 minimaal één PC in huis.
Je zou echter ook uit die verkeerde inschattingen kunnen afleiden dat geen enkele toekomstvoorspelling ooit uitkomt. Ook die van De Hond niet.
Toch heeft hij wel een béétje gelijk. Het zou best aardig zijn om die infrastructurele miljarden te investeren in bits-verkeer. Niet in een net van glasvezel maar in een net van digitale steden bijvoorbeeld, waar iedereen een gratis e-mailadres kan krijgen; in openbare Internet-computers in bibliotheken, postkantoren en wijkcentra; in sociale software om zorg op maat te organiseren in de thuiszorg bijvoorbeeld. De spin-offs voor het bedrijfsleven komen daarna wel.
Inderdaad, de economie, de politiek en het dagelijks leven zullen veranderen onder invloed van de digitale snelweg. Alleen is nauwelijks te voorspellen hoe. De digicongressen en -boeken drijven geheel op beloften voor de toekomst. You ain't seen nothing yet. Goed, 't stelt nu misschien nog niet zo veel voor, maar komt tijd, komt technologie, komt oplossing. Althans, als wij mensen erin slagen onze 'kennistechnische en psychologische barrières' op te heffen. De journaliste kon in dit verband optekenen: 'Vergeet alles wat u weet, alles wat u weet is verkeerd', 'Verandering is goed', 'U bent deel van de stoomwals of van de weg', 'Zet in op de toekomst, niet op het heden.'
Dit is geen symposium, dit is zelfs geen circus, dit een New- Age-bijeenkomst.

Nu is er inderdaad iets gaande met de klassieke vraag-en-aanbodseconomie. Die neemt op het Internet de gedaante aan van een vraag-en-antwoordeconomie, met prijzen van nul voor de consument en winsten in exposure voor bedrijven. Dat is een rare, nieuwe situatie (behalve voor de Gouden-Gidsindustrie). Maar dat betekent nog niet dat die vraag-en-antwoordeconomie vervolgens te reduceren valt tot een stimulus-response-economie: Push the pay button.
Voor zover er geld wordt verdiend aan het Internet, draait dat vooral om hoop-voor-de-toekomst. Onderschat dat trouwens niet; daarmee is een beurswaarde te noteren die honderden malen groter is dan de omzet. Gewoon, omdat men erin gelooft. De eigenaren van Netscape bijvoorbeeld waren beursmiljonair voordat ze ook maar een cent winst hadden gemaakt. De truc: ze geven hun browser/ (Web-bladerprogramma) gratis weg aan particuliere gebruikers; hun eigen Web-site maakt miljoenen Internetters wegwijs op het Net en draait op sponsors; en verder verdienen ze aan software-opdrachten van andere bedrijven.
Iets dergelijks geldt voor de twee studenten die in 1994 een gratis online-index van het Internet begonnen, Yahoo. Een half jaar later waren ze daar acht uur per dag mee bezig, ze lieten hun studie voor wat het was en haalden er sponsors bij. In 1995 runden ze het bedrijf Yahoo en in 1996 gingen ze naar beurs, waar ze nu goed zijn voor miljoenen.
Maar beurs of niet, dit is in de eerste plaats een exposure-economie, die drijft op sponsors en niet-betalende bezoekers. En het is vooral een verwijzings-economie - het betere Gouden-Gidswerk dus. Sponsors verwijzen naar zichzelf, Yahoo en Netscape doen weinig anders dan indexeren, verwijzen of daar voorwaarden voor creëren.
Het is een raar soort economie: het verwijzen op zich als economische activiteit. Dat gaat heel ver. Zo staat er af en toe op woensdag een advertentie op de voorpagina van de Volkskrant: 'a.s. zaterdag in deze krant: een informatieve pagina over Internet.' Die zaterdagpagina blijkt dan een advertentiepagina, die verwijst naar providers (Internet-toegangverschaffers), modemverkopers, Internet-cursussen etcetera. En als je daar eenmaal bent, verwijst alles naar het Internet zelf. En op het Net verwijst alles weer naar elders, of naar elkaar.
Wie verdienen er nu eigenlijk wat in dit doolhof van verwijzingen? Allereerst de 'voorwaardelijke verwijzers', zij die verdienen aan de voorwaarden voor Internet-toegang: providers, telecombedrijven (telefoontikken!), computerverkopers, software-ontwikkelaars, site-ontwerpers, adviseurs, opleiders en digisprekers. En dan de 'inhoudelijke verwijzers': openbare index- en zoek-sites, en particuliere filter-software (om adult sites ontoegankelijk te maken voor kinderen.) Niemand verdient aan inhoud op zich.
Het gaat echter om de toekomst. Alle hoop is gericht op de komst van digitaal geld, dan kan er betaald worden per brokje opgevraagde informatie. Maar, zelfs De Hond geeft het toe: voor iets wat ooit gratis was, is het moeilijk geld vragen. Het gratis online-tijdschrift Web Review (http://www.webreview.com) is al bijna failliet: het redt het niet meer met sponsors en probeert het nu met betalende abonnees.
Blijft over: het Net als Wehkamp-catalogus, waar je online kunt bestellen en betalen. Best handig hoor, maar een doorbraak? Veel Web-sites van bedrijven blijken meer bezoek te krijgen van nieuwsgrierige concurrenten dan van potentiële klanten. Dat schiet niet op, dat bijt slechts in elkaars staart. De toekomst zou er dan ook wel eens uit kunnen zien zoals het tijdschrift Wired onlangs beschreef: het Web slibt compleet dicht door de hoeveelheid zoek-bots (robotachtige snuffelprogramma's, door de zoek-sites op het Net losgelaten om homepages te indexeren) en sponsors trekken zich terug. Dat is eerder een apacalyps dan een verlossing.

Is het handel, is het circus of is het religie? Maurice de Hond wordt wel eens 'de Jomanda van cyberspace' genoemd. Er zijn goeroes die verlossing preken en ketters die de apocalyps voorspellen. Er zijn pausen en protestanten, en de providers/voorzieners handelen in goddelijke voorzienigheid. Er is een boel bedrijvigheid rond een afwezig centrum, een virtueel centrum. En dat wordt telkens elders geprojecteerd: elders in de tijd, elders ter wereld, elders achter die muisklik. Het is allemaal een kwestie van geloof.
Leo Bassi toont op het Internet een shiatsu-homepage over 'drukpunthypnose'. Daar heeft-ie veel van geleerd, zegt hij. Hij weet twee tegenstribbelende mensen uit het publiek zo gek te krijgen dat ze in de piste komen. 'Kun je later aan je kleinkinderen vertellen dat je als eerste live op het Internet bent gehypnotiseerd!' De jongen en het meisje lachen verlegen, duidelijk ongelukkig met de situatie. Leo Bassie drukt wat in hun nek, en verdomd, ze vallen in slaap. Intussen maakt hij grappen met het publiek over wat hij ze allemaal zou kunnen laten doen. Maar hij houdt het netjes. Hij zal ze een trigger-woord ingeven: het meisje het woord 'Italië' waarop ze haar handen zal vouwen. De jongen het woord 'vier', waarop hij zichzelf met scheerschuim zal insmeren. Het publiek lacht.
Bassi maakt ze wakker en begint een praatje. Met het meisje over haar vakanties. Griekenland, Turkije. Ja, ook in Italië is ze een keer geweest. Hopla, ze vouwt haar handen. 'Laat je handen maar gewoon op je knieën', zegt Bassi. Het meisje probeert het, wat gek, het gaat niet. Bassi haalt ze uit elkaar. Ze praten verder, weer over Italië, en weer vouwt ze haar handen. En weer. Het meisje, wat verdwaasd nog, mag terug naar haar vrienden op de tribune.
De jongen kijkt wat olijker. Bassi haalt een bord scheerschuim tevoorschijn en zegt hem dat hij dat iemand in het gezicht mag drukken. Wie dan ook, desnoods Bassi zelf. De jongen kijkt nog olijker. Maar het mag pas na vijf tellen. Bassi telt: 'Een, twee, drie, vier...' Whap! De jongen zit onder de smurrie, Bassi komt gauw met een doekje. De jongen kijkt verbijsterd, angstig. Iemand van het circuspersoneel begeleidt de jongen snel naar zijn plaats terug. Het publiek is onrustig. Gaat dit niet te ver?
Leo Bassi gaat door met zijn kwebbel-show. Dan onderbreekt een meisje hem. Half huilend, ze zit naast de jongen. Of het woord 'vier' in godsnaam nu uit zijn hoofd weg is? Ja hoor, zegt Bassi, maak je geen zorgen. Hij gaat door met de show.
Tijdens de afsluitingsceremonie bedankt Bassi de jongen en het meisje. Hij vraagt of ze hun gezelschap van te voren hadden ingelicht over 'hun kleine afspraakje'. Nee dus.
Wat dacht je, zegt Bassi tegen het publiek, dat ik nog in een circus stond als ik zoiets echt kon? Je moet niet alles geloven wat ze je wijsmaken. Internet of niet. Opgelucht applaus.
Sommige mensen verdienen er hun brood mee.