Uit: Lust & Gratie 64, zomer 2000
© Marianne van den Boomen


Goed-en-kwaadspreken

De configuratie van de online roddel





Ooit, in een tijd dat wij allen nog 24x7-feminist waren, schreef een medefeminist in een vrouwenhuiskrant: ‘Roddelen is onfeministisch’. Het was ongetwijfeld waar, maar wel jammer. En misschien was dat voor mij wel het eerste scheurtje in het 24x7-feminisme.
Ik geloof namelijk in roddel.

Roddelen heeft een slechte naam. Het hoort niet.
In de journalistiek is het de ergste aantijging die er maar is. Onbewezen geruchten in plaats van gecontroleerde bronnen. Bewuste laster in plaats van een afgewogen evenwicht tussen hoor en wederhoor. Zelfs de roddelpers wil liever niet zo genoemd worden. Men noemt zichzelf droogweg ‘de bladen’ of anders ‘human interest’.
In de literatuur slaat het op slonzige sleutelromans en autobiografische persoonlijke afrekeningen. Weduwes en ex’en die de pen grijpen om hun voormalige bedgenoten te claimen of te bezoedelen. Het wordt gezien als amateuristisch prutswerk dat de titel literatuur niet waard is.
Sociaal heeft de roddel ook geen beste naam, al is het een veelvuldig beoefend genre. ‘Heb je gehoord hoe ze haar vriendin heeft laten zitten? Schandalig, hè.’ Kwaadspreken over derden, hyperboliseren, veroordelen, schande roepen. Bah, wat vals, want de beroddelde is er natuurlijk niet bij en kan zich niet verweren.

Liefhebbers zien dat anders. ‘We práten gewoon!’
En ze hebben gelijk. Roddelen is niet alleen kwaadspreken. Het is de wereld en de mensen doornemen, ze tegen het licht houden. Analyseren in termen van goed en kwaad. Het is goed-en-kwaadspreken, het is moraal maken. Het is leerzaam, het is leuk en het versterkt de sociale band met je roddelpartner.
En dat geldt ook voor de journalistieke en literaire varianten. Bestaat er wel absoluut objectieve journalistiek? Is niet elke weergave van nieuws en feiten niet ook een weergave van waar de kwestie zich bevindt op de schaal van goed en kwaad?
En is niet elke roman een vorm van gesublimeerde en getranscendeerde roddel? Auteurs zelf hebben het over ‘verhalen’, ‘verbeelding’ en ‘eigen werkelijkheid’, maar elk verhaal waarin mensen voorkomen, is een vorm van roddel. De bewerking en verwerking - van de roddel, de afrekening en de moraal - zijn kwesties van stijl en genre. Maar de grondstof is hetzelfde: goed-en-kwaadspreken.

Los van de inhoud, roept het fenomeen roddel een tamelijk eenduidig beeld op. Maak je eens een voorstelling van een simpel plaatje dat ‘roddelen’ moet verbeelden. Tien tegen één dat daar twee mensen op staan, waarbij de een, licht gebogen naar de ander, zijn of haar open hand naast de mond houdt. Dit om de roddel exact te richten en te voorkomen dat-ie uitvliegt naar de wijde wereld.
Dat verbeeldt precies de kern van de roddel: onder-ons. De roddel moet vooral niet direct terecht komen bij de beroddelde, die is per definitie afwezig in deze private setting. In de journalistiek en de literatuur is die private setting weliswaar naar het publieke domein getransporteerd, maar nog steeds is de kern: de beroddelde is als actor afwezig, monddood. Deze kan zich wel verdedigen met een ingezonden brief of een eigenhandige autobiografie, maar dat is indirect en achteraf, in een andere arena. In de arena van de roddel roeren zich slechts de roddelaars, niet de beroddelden.

Die configuratie van de roddel lijkt nu op zijn eind te lopen. En wel door de opkomst van het Internet. Communicatiewetenschappers hebben het alsmaar over het verschil tussen zender en ontvanger dat daarmee zou zijn opgeheven, maar er is een veel belangrijker verschil verdwenen: het verschil tussen roddelaar en beroddelde. De beroddelde kan immers in dezelfde arena terugslaan: met een reply op een mailinglist of een nieuwsbericht, of met een eigen website. Alles wordt in dezelfde arena, vrijwel direct, tegengesproken. Is het niet door de beroddelde zelf, dan wel namens de beroddelde. Er is altijd wel iemand die het perspectief van de beroddelde inneemt, deze verdedigt of zelfs hard terugslaat.

Dat nu geeft geheel nieuwe dimensies aan het aloude goed-en-kwaadspreken. En dus aan de journalistiek en de literatuur. En aan onze verhouding tot de wereld en de medemens in het algemeen.

Er is een boek dat heet Vlooien, roddelen en de ontwikkeling van de taal. Ik heb het niet gelezen, maar afgaande op de titel denk ik dat de redenering ongeveer als volgt in elkaar zit. Zoals apen door elkaar te vlooien onderlinge sociale relaties vestigen en bevestigen, zo doen mensen dat door elkaar te beroddelen, door elkaars deugden en ondeugden te benoemen.
Nee, dat gebeurt natuurlijk niet objectief, dat is allemaal zo subjectief als de nete. Sterker nog, daarmee ontstaat überhaupt zoiets als subjectiviteit: een zelfervaring van autonomie en onderworpenheid die tot stand komt door talige interactie. Een en ander altijd gebaseerd op uitsluiting van derden.

Wat gebeurt er nu met de subjectiviteit als die nog wel gebaseerd is op roddel, op goed-en-kwaadspreken, maar niet meer op uitsluiting van derden? Word je bijvoorbeeld voorzichtiger als je weet dat de beroddelde dicht in de buurt is? Nee, integendeel. Flame wars all over. Nergens wordt zo hard bekritiseerd, beledigd en beschimpt als op het Net. Onvergelijkbaar met elke real life situatie van roddel of confrontatie (met uitzondering van de Jerry Springer Show, als je die althans als real life opvat).
Situatie 1: Stel dat je hoort over iemand die verliefd is op een ander terwijl zijn vriendin zwanger is. ‘Nou ja, wat een eikel, dat doe je toch niet!’, zou je uitroepen, gegeven het feit dat de eikel niet in de buurt is. Roddel-de-roddel, schande, schande.
Situatie 2: Stel dat iemand die je kent, je in een gesprek zou toevertrouwen dat hij verliefd is op een ander terwijl zijn vriendin zwanger is. Het is niet waarschijnlijk dat je hem hetzelfde zal mededelen als in situatie 1, waar hij de afwezige derde was. Het is niet waarschijnlijk dat je hem het volgende voorhoudt:

Ik vraag me af waar je het idee vandaan haalt dat het algemeen geaccepteerd is dat je je vriendin zwanger maakt en er vervolgens niet meer tegen kan. Ik vond je eerst een misselijke troll, maar nu vind ik je gewoon een loser, een 13 in een dozijn Johnnie. Ik hoop voor je vriendin dat ze een sterke dame is die op tijd bij haar zinnen komt, een man als jij heeft maar 1 plek en dat is bij het vuilnis. En die kinderen kunnen een vader zonder ruggegraat missen als kiespijn, en ja, je irriteert me en ja, kinderen en vaders zonder verantwoordelijkheidsgevoel zijn mijn stokpaardje.

Op het Net is zo’n reactie echter heel gebruikelijk. Deze komt uit nl.eeuwig.september, een van de drukste Nederlandstalige nieuwsgroepen (voor Web-adepten, zie: www.deja.com). De groep kent geen inhoudelijke onderwerpsafbakening, de postings kunnen over alles gaan. Een soort virtuele kroeg dus, compleet met stamgasten, vaste gekken en incrowdgrappen. Bij uitstek een poel des roddels. Maar aangezien elke beroddelde direct wordt toegesproken dan wel zich aangesproken voelt (en ook zelf meestal weer reageert), lijkt het woord roddel hier niet meer op zijn plaats.
Natuurlijk kent ook nl.eeuwig.september zijn uitgesloten derden. Dat zijn echter niet de beroddelden; uitgesloten derden zijn degenen die de incrowdtaal en de opgebouwde stijlen niet snappen. De roddel is hier een collectieve publieke onder-ons geworden, inclusief de beroddelden. Dat gebeurt in een omgeving van voortdurende herrie, meningsverschillen, gelach en gekrijs - de rijen zijn bepaald niet gesloten. Toch doet de roddel nog steeds waar zij voor dient: het vestigen en bevestigen van sociale relaties, goed-en-kwaadspreken, moraal maken, subjectiviteit maken. Hoe vloeibaar en instabiel dan ook.

In feite draait het hele Internet op dit soort roddel. Terwijl de klassieke configuratie van de roddel - private setting met uitgesloten beroddelde derde - er nauwelijks een plaats heeft, zijn de varianten van de publieke inclusieve configuratie ontelbaar.
Bram Peper brengt zijn declaratiebonnen online - een typische Internet-act van een beroddelde.
Mensen zetten een webcam in hun huis die 24 uur per dag live hun verrichtingen volgt - zich daarmee geheel overgevend aan de dynamiek van goed-en-kwaadspreken op het Net.
Big Brother is een tv-programma dat groot is geworden door het Internet. Op talloze plekken (websites en nieuwsgroepen) werd voortdurend doorgenomen wie van de BB-bewoners deugde en wie niet, waarom wel, en waarom niet. Een vorm van permanente roddel- en moraalproductie.
Het Starr-report over Bill Clintons avonturen met Monica Lewinsky - met de klassieke roddelingrediënten van seks & macht & verraad, met prachtige details over sigaren en spermavlekken - liet het Internet zowat bezwijken. Niet alleen omdat mensen dat rapport en masse opvroegen, ook door de stroom aan discussies, analysen en goed-en-kwaadsprekerij, van zowel geïnstitutionaliseerde media als gewone mensen. Het Lewinsky-nieuws was bovendien als eerste gebracht door Matt Drudge, zelfbenoemd Internet-roddeljournalist, die er prat op gaat dat 80% van zijn berichten bestaat uit ongecheckte geruchten (www.drudgereport.com). Het werd zijn ultieme overwinning; de gerenommeerde media dansten naar zijn pijpen, zich heel goed bewust van het risico dat ze namen door zijn nieuws over te nemen.
En niet alleen journalistieke stijlen en genres worden binnenstebuiten gekeerd door de nieuwe configuratie van de roddel, ook literaire. Neem een genre als fanfiction - het schrijven van alternatieve plots voor bekende tv-series, films en romans (zie www.fanfiction.net). Dat had zonder het open systeem van het Internet en zonder creatieve speculatieve roddel nooit tot ontwikkeling kunnen komen.

Al te vaak wordt het Internet vooral gezien als informatiedatabank. Met alle problemen die daar dan bij horen: informatie-overload, betrouwbaarheidkwesties, zoekproblemen. Personal agents - softwaresoldaatjes die jouw voorkeuren en behoeften door en door kennen, en die voor jou het slagveld opgaan om terug te komen met relevante informatie - moeten dan uitkomst brengen. Vele bedrijven werken hard aan de ontwikkeling van die dingen, want daar is vast geld mee te verdienen. Het moet maar eens afgelopen zijn met dat tijdrovende werk van roddelen, goed-en-kwaadspreken en sociale relaties vestigen. Voorgeprogrammeerde subjectiviteit als oplossing, interactie teruggebracht tot het op de juiste manier africhten van je softwaresoldaatjes.
Maar het Internet is geen opslagloods, het is iets dat het midden houdt tussen een werkplaats en een kroeg. Een sociale ruimte waar voortdurend wordt geroddeld, gekeet en geflamed. Waar reputaties, relaties en subjectiviteit waardevoller zijn dan indexering, informatie en objectiviteit.
Eén personal-agent-ontwikkelaar lijkt dat begrepen te hebben. De proef-agent die ontwikkeld is, heet dan ook Gossip (www.tryllian.com). Dat is geen afgerichte soldaat maar een kletsmajoor. Die gaat weliswaar ook gericht op zoek naar informatie, maar vooral naar andere kletsmajoren. Om eens lekker mee te roddelen. En om informatie te schiften op basis van goed-en-kwaadspreken.
En zo hoort het ook. Het word tijd dat de roddel zijn slechte naam kwijtraakt.


© Marianne van den Boomen