Home | Stevin | Varia | Havenvinding


Resoluties lengtebepaling

De Staten-Generaal, en de Staten van Holland en West-Friesland, hebben rond 1600 een aantal besluiten genomen in verband met de lengtebepaling op zee. Enkele resoluties staan afgedrukt in De Opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indie.  1

  • Petrus Plancius:  wereldkaart, zeekaart, inventie  2
  • Simon van der Eycke:  instrument en kaart
  • Reynier Pietersz. van Twisch:  instrument, afgebeeld in Stevins Havenvinding
  • Prijsvraag in 1600 uitgeschreven door de Staten-Generaal
  • Jan Henricks Jarichs: nieuwe generale regel, paskaarten met doorschijnende "loopers"
  • Galileï: manen van Jupiter als klok
  • Huygens: slingeruurwerk
Het lezen gaat hier vaak minder vlot dan bij de werken van Simon Stevin, niet iedereen kon zo helder formuleren! (Christiaan Huygens wel.) Maar de invalshoek via officiële stukken kan interessant zijn: wie wist wat, met welke woorden werd het vastgelegd, en: wie kende wie? Soms werd een adviescommissie ingesteld, en dan zien we enkele bekende namen.



Petrus Plancius - kaarten

Resolutie Staten-Generaal,  15 April 1592.

  Die voors. Plancius heeft voirts int particulier verthoont dat hy in Novembri lestleden de Heeren Staten-Generaal gedediceert en op heden gepresenteert heeft eene geographische en hydrographische caerte der ganscher werelt, waerinne alle landen, steden, plaetsen ende zeeën onder haren behoirl. graden der lengte ende breede zyn gestelt; de capen, voorgeberchten, hooffden, havens, ondiepten, sanden ende clippen opt scherpste betrocken ende affgebeeldet, zynde daerby gevueght de compassen ende streecken der winden.
Item eene cortte verclaringe van de eygenschappen der lantschappen ende volcken, de grootte van den langhsten dach ende van de graden der lenghte, onder allen elevatien des Poli, alles nae de conste der geographie ende zeevaert gestelt volgens de meerder kennisse, die men nu ter tyt daervan heeft, biddende derhalven de voors. Plancius in alder onderdanicheyt ende eerbiedinge dattet hare E gelieve naer haere gewoonl. goetgunsticheyt denzelven zijnen aerbeyt in dancke aen te nemen.
[ Opkomst 1, 167;  Res. S.G. 7, 745.]


Resolutie Staten-Generaal,  17 April 1592.

  Is geresolveert dat men den voors. Petrum Plancium sal vereeren mette somme van drye hondert guldens voor de dedicatie ende presentatie die hij dHeeren Staten gedaen heeft van de geographische ende hydrographische caerte der ganscher werelt den 15de deses, ende den ontvanger Doublet ordonneren hem deselve somme te betalen vuyt zijnen extraordin. ontfanck.

Octroy.  Die Staten-Generael, etc. doen te weeten dat wy geconsenteert ende geoctroyeert hebben, consenteren ende octroyeren mits desen Cornelis Claesz. boeckdrucker binnen Amstelredam alleene in de voors. Geunieerde Provincien te moegen drucken ofte metter penne te trecken alzulcke vyventwintich particuliere zeecaerten, als hy doer de directie van Mr. Peeter Plancius, doch tot zynen costen becomen heeft van Bartholomeo de Lasso, cosmographo ende meestre van de zeevaert des Conincx van Spaengien,
vervattende alle zeecusten van den gantschen eertbodem, eensamentlyck alle diepten ende ondiepten, drooghten, steenclippen, capen, voergeberchten, haffen ende havens, alle liggende onder hare behoirlycke elevatien des poli ofte graden der breede, distantien, ende streken der winden, hebbende daerenboven by claren gescrifte in Spaenscher talen oyck gecregen de secreten van der zeevaert van Oost- ende West-Indien, Afrika, China ende andere diergel. landen, inhoudende aenwysinge van de eygenschappen der volcken, vruchten ende waren ofte coopmanschappen van elcken lande,
ende deselve te distribueren ende vercoopen aen een yegel. vor den tyt van twelffue naestc. jaeren, verbiedende ende interdicerende een yegel. in de voors. Geunieerde Provintien de voors. caerten ende gescriften sonder des voors. Cornelis Claesz. consent na te drucken, contrefeyten ofte oyck metter penne na te maken ofte trecken ende oyck an yemant te distribueren ofte vercoopen in eeniger manieren, directel. ofte indirectel. opte verbeurte van de nagedructe ofte gecontrefeyte nagemaecte ofte mette penne nagetrocken caerten ende daerenboven voor elcke derselver caerten ende gescriften, vijfentwintich guldens, t'appliceren een derdedeel tot proffyt van den aenbrenger, tweede derdendeel voer den officier die d'executie doen sal en t'derde derdedeel tot behoeff van den voors. Cornelis Claesz.

Octroy.  Is insgel. den voors. Cornelis Claesz. bouckdrucker geaccordeert octroy om alleene in de Geunieerde Provincien te moegen drucken ofte mette penne te trecken de groote lant ende zeecaerte der werelt, mitsgaders tgene daertoe behoeft, als eene groote algemeyne zeecaerte, een Asiatische chaerte, gemaect door een expert mr. der zeevaert tot Goa in Oost-Indien, die welcke mr. Pieter Plancius d'Heeren Staten-Generaal gedediceert en den 15n dezes hare E. gepresenteert heeft, daervan den remonstrant met mr. Jan van Doeticum, caertsnyder, het snyden ende drucken becosticht hebben voer den tyt van 12 naestc. jaeren, verbiedende etc. opte pene van het voirgaende octroy.
[ Opkomst 1, 168;  Res. S.G. 7, 743.]


Resolutie Staten-Generaal,  Luna, den 12 September 1594.

  Opte requeste van Petrus Plancius, is denselven geaccordeert octroy voor den tyt van twelff jaren naestcommende, om alleene in de Geunieerde Provincien te mogen doen drucken ende vercoopen de zeecaerte*), by dewelcke hij met grooten ende geduerigen arbeyt alle de zeecusten van Europa, Asia ende Africa, die aan de Middellantsche zee gelegen zyn, metten inwycken, havenen, voorgeberghten, eylanden, sanden, clippen en andere ondiepten heeft gebrocht onder hare oprechte graden der breedde ende hoochde des poli nae den eysch ende regelmate des gemeynen compas°), t'welck ruym een halven streeck soude verschillen van een Italiaens compas ende dat sonder eenige vercortinge ende verminderinge der landen, niettegenstaende deselve in den Hispanischen, Portugaelschen, Italiaenschen, Sicilieenschen ende ander zeecaerten dry, vier ende vyff graden ende daerover, liggen buyten hunne behoirlycke plaetse ende breedde.

Item  alsulcke nyeuwe forme van zeecaerten als die voorseide Plancius heeft gepractizeert, in dewelcke de drye zyden des triangels goet ende vprecht zyn †), dordien die graden der breedde daerinne hebben haere natuerlycke proportie metten graden der langte, by aldien gelyck octroy anderen hier vortyden niet en is geaccordeert, mits leverende yeder van de presenten een exemplaer, dies wordt gereserveert te resolveren opte recompense ter tyt men de vrucht van dit werck zal hebben geexperimenteert.
[ Opkomst 1, 171;  Res. S.G. 8, 362.]


[ *)  De kaart 'Europam Ab Asia Et Africa Segregant Mare Mediterraneum' (1594), gegraveerd door Baptista van Deutecum, verscheen in P. Merula's Cosmographia Generalis (1605).]

[ °)  De declinatie (variatie) van de kompasnaald was in Amsterdam 9° 30', volgens de tabel in de Havenvinding. Het gewone kompas was hiervoor gecorrigeerd.]
[ )  Een driehoek op de bolle Aarde krijgt op een platte kaart de goede vorm met de Mercator-projectie.]


Petrus Plancius - inventie

Resol. van de Staten van Holland,  3 Sept. 1594.

  Op het verzoek van de kooplieden van de groote reise, ten einde Plantius soude moogen worden geoctroyeert op syne inventie, aangaande de kennisse soowel op de breedte als lengte, die ter zee soude moogen genomen worden, hetwelk by denselven Plantius soude syn gevonden,
hebben de Staaten gecommitteert den Heere van Warmond, Joost de Menyn, de Burgemeester de Groot, een van Amsterdam en uit den Noorderquartiere Willem Cornelisz. Kort, om den voornoemden Plantius op deselve Inventie te hooren ende de Staten te doen rapport.


7 September, ejusd. anni.

  De Staten van Holland en West Vriesland, gehoort het rapport van hare gecommitteerden, dat met Petro Plantio, kerken-dienaar tot Amsterdam, hadden gecommuniceert en denselven gehoort, aangaande syne Inventie, daar op alle schippers, soo Oost-als-Westwaards, Zuiden en Noorden op, met goede kennisse en verseekertheid, soowel in de lengte als breedte soude moogen zeylen, overmits de goede correspondentie, die deselve met groote moeiten en kosten gekreegen hadde, extraordinaris van verscheide Oorten, havenen en plaatsen, graaden, hoogten en geleegentheden van dien;
hebben de Staaten voornoemt, tot dienste van den Lande en van de gemeene zeevaert, op het verzoek van eenige koopluyden daertoe gedaan, goedgevonden en geordonneert, dat de genoemde konste en inventie gepractiseert en in het werk gestelt sal worden en sooverre met der daat bevonden sal worden, dat de schippers in haarluider zeevaart daardoor tot haarl. verseekertheid, noodige kennisse, zoo in Longitudine als Latitudine sullen hebben gekregen en gebruiken mogen,
sullen de Staaten voorn. de hand daaraan houden en verzorgen dat den voornoemden Petro Plantio daarvoren een eerlyke recompense sal gegeeven worden, sulks dat hy en de syne hen daarmede sullen genoegen en contenteeren.


26 Junij 1598,  resol. Staten van Holland.

  Op het verzoek van Petrus Plancius ende Mathys Syvertsz [ 3], omme te hebben recompense voor haerluyder konste ende inventie, waerop gevonden en gezeylt soude mogen worden in longitudinem:
hebben de staten geordonneert, dat de voors. requesten mede gesteldt sullen worden in handen van Dr. Josephus Scaligerus, Rudolphus Snellius, Simon Stevin, Ludolph van Coelen ende Lucas Jansz. Waghenaer, ten eynde syl. de supplianten op alles willen hooren ende haerluyder instrumenten doen verthonen en deselve examineren, hoeverre deselve souden moghen strecken omme daarop te mogen zeylen en de gewisse teyckeninghe te hebben van de vaerte zoowel in Longitudinem als Latitudinem,
ende is geordonneert, dat tot dien eynde aan henluyden elks in het bysonder sal geschreven worden, ten eynde syl. eerstdaeghs daerop in 't werck willen treden ende hare informatie ende advis insgelycks besloten oversenden aan de gecommitt. Raden van de Staten.


Opkomst, p. 88:

  Omtrent de uitkomsten van dit nader onderzoek, blijkt uit de resolutien der Staten van Holland, niets meer, dan dat op den 21 Mei 1601, op het aanhouden van eenige personen om belooning, "haer luyden kunste van sekerlyck te mogen varen, soowel in longitudinem als latitudinem geprobeert en goedgevonden synde, besloten is dat elck een patroon van syn geinventeerde kunst sal leveren in handen der Staten; dat elck 150 ponden uitgereyckt sullen worden, die hem op see sullen willen begeven, om deselve haere kunst te proberen en dat, als naar het getuigenis van 6 of 8 schippers, die kunst vast en sekerlyck is, de vereering den inventeur volgen sal".


Simon van der Eycke

Resol. Holland,  12 Sept. 1595.

  Opt versoeck van Simon van der Eyck om geoctroyeert te zyn, aengaende 't instrument by hem gevonden, om by middelen van dien, de schipperen de lenghte soowel in 't Oosten ende Westen, als de breete in 't Zuyden ende Noorden seeckerlyck te doen afmeten 't welck hy van meyninge is de Heeren Staten te dediceren, ten eynde 't voors. instrument met de caerte, uyt den grondt van dien te maken, by niemandt soude worden naergemaeckt gedruckt of verkocht, sonder des supplts. consent op poene etc ... ende bovendien te hebben verseeckertheyt van soodanige recompense als den dienst of profyt van soo merckelycken en treffelycken inventie is vereysschende etc.

  De Staten verleenen het octrooi en beloven eene belooning als de inventie nuttig en goed zal bevonden zijn. Resol. Holland, 12 Sept. 1595, fol. 404.


[ Simon van der Eycke (Du Chesne) schreef een Quadrature du cercle en een Claerder bewys op de quadrature des circkels, zie Tentoonstelling pi (h2);  Bierens de Haan, Bouwstoffen (1878), 99-116.]
[ Aan Simon van der Eycke werd op 19 juni 1603 een octrooi verleend voor een uitvinding "om doir sunderlinge practycke eenige moelens te doen gaen".]


Reynier Pietersz. van Twisch

Staten-Generaal  8 Maart 1597.

  De Staten-Generaal allen den ghenen etc. doen te weten dat wy ontfangen hebbende de supplicatie aen ons gepresenteert van wege Reynier Pietersz. van Twisch, stierman, woonende binnen Hoorn, inhoudende hoe dat hy suppt., twee nieuwe instrumenten geinventeert ende doen maken hadde, dienende grootelycx tot behulp ende zeer noodich zynde totte zeevaert, waervan het eene is om by metinge der sonne te connen weeten het affwycken der naelde, als oick die Longitudo, dat is oost ende west, te weten hoe verre men uyt yeder meridiaen gescheiden is, ende het ander om te allen tijden die Latitudo dat is de hoochte te mogen nemen, soowel by de sterren als by de son, soo van de polus arcticus als antarcticus, alwaert schoon dat men door mist oft oyck overmitz tlant, den horizont niet en coste bekennen, versoeckende etc. octrooy voor 6 jaren, (hetwelk verleend wordt) VIII Maart 1597.


Resolutiën, 1597:

  385. R. 8 Maart. — Is Reynier Pietersz. van Twisch, stierman, woonende binnen Hoorn, geaccordeert octroy, om voir den tijt van twelff naestcommende jaren alleene in de Vereenichde Nederlanden te maken, don maken ende vercoopen sekere twee instrumenten, by hem geïnventeert ende don maken, dienende tot behulp van de zeevairt, het eene om tot allen tyden te moegen nemen de hooghte van beyde poolen, articus [sic!] en antarticus, alsoyck mede van der sonnen ofte ander gesternte, al waer 't, dat men door nevelt ofte doer dampicheden den horizon niet en konde bekennen, ende het ander instrument, om met hol water te gebruycken, om te weeten by seker metinge, hoe verre men van den Meridian verscheyden is, daeruuyt men weeten kan, hoe wijt men oost ofte west aengeseylt is,
verbiedende etc., opte verbuerte van de nagemaicte instrumenten ende dairenboven van de somme van sessehondert guldens, te bekeren in forma communi, mits dat het zy een nyeuwe inventie ende dat het patroon sal werdden getransfixeert ende het dobbel ten comptoire gelaten, sonder preiuditie van de voirgande concessiën.


Resol. Staten van Holland.  13 Maart 1598.

  Op her versoeck ghedaen van wegen Reynier Pietersz, woonachtigh tot Hoorn, Ingenieur, omme van het gemeene Landt te mogen genieten eenige assistentie tot vervallinge van de verdere onkosten in het maken van de instrumenten, de eene daerop Oost ende West gevaren soude mogen werden, noyt van te voren ghesien, in forme van dubbelt quadrant, omme by metinge van de sonne te weten het afwycken der naelde *) als oock de longitude, dat is Oost ende West, te weten wat men uyt yder Meridiaen gescheyden is, ende het andere omme tot allen tyden te moghen de hooghte nemen, soowel by sterren als by sonne, van de Polen Arctico ende Antarctico, alware het dat men door mist, dompigheydt ofte landt, den horizon niet en konde bekomen:
hebben de Staten van Hollandt ende West-Vriesland verzocht ende gecommitteert: Josephum Scaliger, Snellium, Ludolphum ende Simon Stevin, Mathematicos, omme neffens de gedeputeerden van Amsterdam, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen de voors. instrumenten te visiteren en daarover rapport te doen ).


*)  Dit instrument vindt men afgebeeld in de Havenvinding van Simon Stevin.  
)  Vergelijk de Resol. Holland, 26 Junij 1598, onder Plancius. 
[ De grote Scaliger heeft zich ook aan wiskunde gewaagd, maar met weinig succes, zie Tentoonstelling pi (h4): Ludolf van Ceulen wist het beter. Rudolf Snellius (vader van Willebrord) was professor in de wiskunde in Leiden.]

[ Aan Reynier Pietersz. van Twijsch werd op 19 juli 1603 octrooi verleend voor twee uitvindingen i. v. m. scheepszeilen: "met haer groot seyl alleen ... drayen ende van een lager wall affzeylen", en "het marszeyl min ofte meer ... totte helft toe te moegen vergrooten, omme ... alle varende scepen, 't zy vrient ofte vyant, te moegen onderseylen".]


Prijsvraag

Resolutiën, 1600:

  346.  R. 1 April. — Opte requeste van Jacob van Straten *), pretenderende te wege gebrocht te hebben, om de hoochten van alle quartieren perfect te kunnen weeten ende meten, soe ter zee als te lande, ende daerover versuickende alsulcken beneficie als dairtoe is gestelt ten tyde van Zyne Princelycke Extie, hoochloffelycker memorie, is geresolveert, diewyle datter verscheyden anderen zijn, die hun vanteren ende aengegeven hebben,dat zy van gelycken gevonden hebben, dat men alle de pretendenten sal ordonneren heure stucken van de verscreven inventie gesloten over te leveren binnen den tijt van sesse weken oft uyterlijck twee maenden naestcomende, om daerna alle deselve stucken geopent ende geëxamineert te werdden, toeseggende ende belovende denghenen, die d'oprechte inventie sal hebben, sulcx datter egheen dispute tegen en sal zijn, dusent ponden van twintich stuvers 't stuck 'tsiaers ende vijff dusent guldens gereede penningen tot een vereeringe voir deselve zyne inventie ende gedan moyeten, wel verstande, by soeverre datter by de verscreven openinge bevonden wordt, datter meer zijn, die de verscreven inventie perfectelijck gevonden hebben, dat die metten anderen de verscreven vereeringe sullen deylen ende daerinne concurreren †).


  *)  15 Febr. werd een brief ontvangen van Maurits van den 10en ten gunste van Jacob van Straten, die er zich op beriep "gevonden te hebben de hoochte van 't Oost ende West". (R. i. d.). De brief: R. A., S. G. 4712 (orig.).

  †)  15 Juni werd gelast, dat men alle personen, die pretenderen de "lenghte van de zee" gevonden te hebben, nl. van 't Oosten naar 't Westen, zou "insinueren" binnen 2 maanden hunne uitvinding gesloten over te zenden, om behoorlijk nagezien te worden; Simon van Eyck, Plancius en Van Straten behoorden onder de uitvinders. (R. i. d.). De brief aan Plancius, Van Eyck en Van Straten e.a.: R. A., S. G. 4713 (minuut).

— 4 Oct. werd gelast aan hen te schrijven, dat zij hunne uitvinding in de maand October naar Den Haag moesten brengen, op straffe dat na het verstrijken van dien termijn hunne uitvinding geen "consideratie meer en sal nemen". (R. i. d. p. p.). De brief: R. A., S. G. 4715 (minuut, dd. 6 Oct.).
Bovendien is er van denzelfden datum een brief van de Staten aan Jacob van Straten, dat hij tegelijk met zijne eigen uitvinding die van Reynier Pietersz. van Twisch naar Den Haag moest brengen, daar deze er over klaagde, dat Van Straten niettegenstaande zijn herhaald aandringen weigerde hem zijne uitvinding terug te zenden (alsv.).


Meer gegadigden

Resolutiën, 10 augustus 1610 post prandium

  1131.  Barent Evertssen Keteltas ontvangt 150 gld. voor een door hem vervaardigd metalen instrument en een geschriftje over de lengtemeting [1609]. Zijn instrument gaat retour, met de mededeling, dat hij op financiële steun voor verder onderzoek niet hoeft te rekenen.


Resolutiën, 28 augustus 1610

  1205.  Thomas Leamer te Amsterdam ontvangt octrooi voor een methode tot lengtemeting, zonder dat de Staten daarmee over de waarde van zijn vinding willen oordelen.


Het octrooi A. R. A., St. Gen. 4921 (minuut). De resolutie is gedrukt bij Dodt van Flensburg, V, p. 22. Zie aldaar ook, p. 23 en 24, de res. van 18 en 23 nov.


Resolutiën, 24 maart 1611

  396.  Thomas Leoman, die beweert het middel gevonden te hebben om ter zee de lengtegraad te kunnen bepalen, zal afschrift ontvangen van de resolutie waarbij voor deze uitvinding een premie werd uitgeloofd.


Zie nog R 9 april, gedrukt bij Dodt van Flensburg, V, p. 240.


Resolutiën, 4 juli 1611

  755.  Thomas Leamer heeft aangeboden zijn methode voor lengtemeting te demonstreren, als men hem meedeelt welke premie op deze uitvinding is gesteld. Men besluit dat drie gedeputeerden, uit Holland, Zeeland en Friesland, Leamer zullen bezoeken, en hem bekend maken dat de premie 10.000 gld. bedraagt.


Een rekest van Leamer alsv. (orig.). Zie verder R 7 juli (op rapport van Nobel, Joachimi en Velsen wordt geresolveerd de premie tot maximaal 15.000 gld. te verhogen),
9 juli (gedrukt bij Dodt van Flensburg, V, p. 244; de akte die dag verleend A. R. A., St. Gen. 4924, minuut),
11 aug. (gedrukt alsv., p. 247),
20 aug. (Snellius en Robbrecht Robbrechtsz. zullen, op de wens van Maurits, de stukken van Leamer onderzoeken; de uitnodiging A. R. A., St. Gen. 4924, minuut),
27 aug. (gedrukt bij Dodt van Flensburg, V, p. 248), e. d.
(Snellius en Robbrechtsz. ontvangen ieder 4 p. Vl., en vergoeding van onkosten),
1 sept. (gedrukt alsv., p. 249; Leamers antwoord, met enige vragen, vindt men A. R. A., St. Gen. 4924, orig.),
10 sept. (gedrukt alsv.; een rekest van Robertsz. A. R. A., St. Gen. 7476, orig.) en
21 dec. (gedrukt alsv., p. 254; een rekest van Leamer A. R. A., St. Gen. 7476, orig.).


Resolutiën, 21 mei 1612

  557.  Court Boddeker, te Bremen, en Jan Henrick Jarichs [meer over hem hier onder], ontvanger-generaal van de convooien in Friesland, hebben naar hun zeggen een methode tot lengtebepaling gevonden. Bas, Symsz., Joachimi en andere leden die dat begeren, zullen met de uitvinders nader spreken.


Zie nog bij Dodt van Flensburg de gedrukte resolutiën van 23 mei (akte voor Courdt Borreker A. R. A., St. Gen. 4925, minuut), p. 259, 29 mei, p. 261, en 12 juni (Boddekers schriftelijke verklaring en het bijgevoegde model A. R. A., St. Gen. Loketkas Admiraliteit 23), p. 261.


Resolutiën, 6 juli 1612

  764.  De Admiraliteit van Amsterdam schrijft de uitvinding van Thomas Leamer van onwaarde te achten. De Staten besluiten Leamer zijn boeken*) terug te geven.


A. R. A., Admiraliteit 1538, f. 164 vo. (kopie dd. 3 juli).
Deze resolutie is gedrukt bij Dodt van Flensburg, V, p. 262. Zie aldaar ook R 16 juli (p. 263), 14 okt. (p. 266) en 16 okt. (p. 266). Leamer compareerde nog op 17 okt., men beloofde hem betaling van de premie indien hij zou slagen (R. i. d.).
[ *)  Thomas Leamer, Een klaer vertoninge, hoe men door het vyr-werck van Elohim ... namelijck: door son, maen en sterren ... sijn effen tijt, ende so sijn meridiaens lengde te weten comen can. (1612). Zie ook 21 maart 1615.
Thomas Leamor wordt besproken in: Dirck Rembrantsz van Nierop, Des aertrycks beweging, en de sonne stilstant, 1661, p. 84-92.]


Resolutiën, 18 juni 1613

  469.  Het rekest van Courdt Borreker, die zegt een methode van lengtemeting gevonden te hebben, gaat naar de Admiraliteit van Amsterdam, met het verzoek*) de uitvinding te laten keuren door enkele van haar leden, enige bewindhebbers van de Oostindische Compagnie en andere personen.


*) A. R. A., St. Gen. 5478 (minuut).
Deze resolutie is gedrukt bij Dodt van Flensburg, V, p. 297. Zie aldaar, p. 281, ook de resoluties van 9 en 12 juli (het antwoord van de Admiraliteit alsv., orig. dd. 6 juli).


Resolutiën, 9 januari 1614

  16.  De Admiraliteit van Amsterdam schrijft*) dat zij een voorlopig onderzoek heeft laten doen naar de uitvinding van Coert Borreker. Op een rekest van Borreker wordt geresolveerd hem oktrooi te verlenen. Op de premie zal men beslissing nemen als de uitvinding akkoord bevonden is.


*) A. R. A., St. Gen. 5478 (orig. dd. 29 okt.).
Het antwoord aan de Admiraliteit (minuut) en een brief van Borreker (orig. dd. 16 jan.) beide alsv. De resolutie is gedrukt bij Dodt van Flensburg, VI, p. 349. Zie ook R 27 nov., gedrukt O.c., p. 360.


Resolutiën, 21 maart 1615

  216.  Op het rekest van Thomas Lyamor antwoorden de Staten dat hij eerst de deugdelijkheid van zijn inventie moet bewijzen.


Deze resolutie is gedrukt bij Dodt van Flensburg, VI, p. 365.


Resolutiën, 2 juni 1615

  483.  Coenraedt Boddecker te Bremen biedt bij rekest aan zijn methode van lengtemeting niet alleen voor te leggen aan de ervarenste oude schippers, aangewezen door H. H. M. of de Admiraliteit van Amsterdam, maar ook zelf ter zee een proef af te leggen, als men hem daarvoor op een schip wil toelaten. De Staten besluiten advies te vragen aan de Admiraliteit van Amsterdam.


De brief aan dit college A. R. A., St. Gen. 5479 (minuut).


Resolutiën, 18 februari 1616

  139.  Driel en Magnus zullen met Stevin een demonstratie bijwonen van de instrumenten van Abraham de Huysse, geboren te La Rochelle, die meent een methode van lengtemeting ter zee te hebben gevonden.


Zie voor een soortgelijke poging van Abraham Cabeljau R 9 nov. (het oktrooi A. R. A., St. Gen. 4931, minuut) en 16 december, beide gedrukt bij Dodt van Flensburg, VI, p. 392 en 393.


Resolutiën, 1 juni 1617

  771.  Abraham Cabeliau krijgt voor de opdracht aan H. H. M. van zijn boek Rekenkonst van de Groote Zeevaert*) 100 daalders.


Deze res. is gedrukt: Dodt van Flensburg, VII, p. 9. De ordonnantie is gedrukt: Navorscher 1878 p. 7.
[ *)  Het boek (Reken-konst vande groote see-vaert, 1617) staat vermeld in de veiling-catalogus van Constantijn Huygens.]


Resolutiën, 13 juni 1617

  840.  Abraham Cabeliau laat weten dat hij uitgevonden heeft "door zijn reeckenkonst van de groote zeevaert dat men op alle streecken van t'compas soo wel de lengte oost ende west kan vinden als de breete zuyt ende noort". Hij verzoekt een aantal oorlogsschepen uit te zenden en die in de buurt van Cabo de Finis Terre, de eilanden Tercera en Canarien en Cabo de St. Vincent a, "daer de meeste onzeeckertheyt van de zeevaert valt", te laten kruisen en de uitvinding aldaar te laten testen.
  Het rekest wordt doorgezonden naar het College ter Admiraliteit te Amsterdam b. Dit moet "secretelijck" een instructie opstellen hoe men het beste deze test kan houden c.  [>]


a.  Respectievelijk Kaap Finisterre (noordwesten van Spanje), Terceira (een der Azoren), Canarische eilanden, Kaap Sao Vincente (zuidwesten van Portugal).
b.  A. R. A., S. G. 5481 (minuut dd. 14 juni).
c.  Deze res. is gedrukt: Dodt van Flensburg, VII, p. 9.


Resolutiën, 27 juli 1617

  1105.  Jan Jansz. Stampioen, burger te Rotterdam, vraagt octrooi om gedurende de tijd van twaalf jaar aan zeelieden onderricht te mogen geven in en boeken te mogen uitgeven over de door hem uitgevonden manier van plaatsbepaling.
  Alvorens dit octrooi te verlenen zal Stampioen eerst geëxamineerd worden door Mr. Stevin en enkele gedeputeerden (1124: hij kreeg het octrooi voor acht jaar).


Deze resolutie is gedrukt: Dodt van Flensburg, VII, p. 10.
[ Deze Stampioen verzocht de Staten-Generaal op 3 april 1620 om wijlen Mr Stevijn te mogen opvolgen (14 apr: afgewezen). In 1626/7 zat hij met Isaac Beeckman in het Collegium Mechanicum.]


Resolutiën, 6 dec. 1617

  1795.  Gecommitterde Raden ter Admiraliteit te Amsterdam schrijven in een brief van 18 nov. a: personen, gehoord zijnde over het rekest van Abraham Cabeliaeu [<], hebben verklaard dat zijn voorstel "frivoel" is en dat "hij dat nyet en heeft kunnen gedebatteren". Deze verklaring, het rekest en het boek van suppliant (waarin "eenige zijne dolingen werden aengewesen") worden teruggezonden b.


a.  A. R. A., S. G. 5481 (orig.).
c.  Deze res. is gedrukt: Dodt van Flensburg, VII, p. 19.



Jan Henricks Jarichs

(zie ook hier onder: C. P. Burger)
Resolutiën, 18 juni 1615

  502.  Jan Hendricxsz., ontvanger-generaal van de Admiraliteit van Dokkum, vraagt bij rekest octrooi voor de uitgave van een 'Gulden zegel des zeevaerts'. Men besluit dit boek eerst te laten onderzoeken door Stevin en Marollois.


Zie ook R 22 juni, gedrukt bij Dodt van Flensburg, VI, p. 370. Het oktrooi A. R. A., St. Gen. 4930 (minuut dd. 22 juni).


Resolutiën, 21 november 1615

  902.  Op het rekest van Henrick Jarichs besluiten de Staten, dat de Admiraliteit van Rotterdam door hem ontworpen kaarten door enige deskundigen zal laten onderzoeken.


De brief aan de Admiraliteit A. R. A., St. Gen. 5479 (minuut), het antwoord alsv. (orig. dd. 1 dec.), zie R 4 dec., evenals deze resolutie gedrukt bij Dodt van Flensburg, VI, p. 382 en 383.


Resolutiën, 28 oktober 1617

  1591.  Jan Henrick Jarichs, ontvanger-generaal van het College ter Admiraliteit in Friesland, verzoekt octrooi voor zijn uitvinding van de "generalen Regul, genaempt het Gesichte des Grooten Zeevaerts", zoals op 12 nov. 1616 ook aan Abraham Cabeliau verleend is [<]. Hij verzoekt gecommitteerden aan te wijzen aan wie hij zijn uitvinding kan demonstreren.
  De Staten committeren Meerman, Magnus en Burmania.


Deze res. is gedrukt: Dodt van Flensburg VII p. 17.


Resolutiën, 1 november 1617

  1618.  Professor Snellius, Mr. Simon Stevin, Jan Pietersz. Dou, Melchior van den Kerckhove, Jan Cornelis Kunst en Mr. Jooris Joosten worden beschreven*) om op 3 nov. in het bijzijn van Meerman, Magnus en Burmania de uitvinding van Jan Hendricxz. Jarichs te onderzoeken.


*)  A. R. A., S. G. 4932 (minuut).
Deze res. is gedrukt: Dodt van Flensburg VII p. 17.
[ De in Stevins Eertclootschrift genoemde Melchior van den Kerckhove (<) was in 1609 Hudson achterna gereisd, op zoek naar een noordwestelijke route naar Indië.]


Resolutiën, 15 november 1617

  1692.  Meerman, Magnus en Burmania, die in het bijzijn van de door H. H. M. beschreven "theoristen, practizijnen ende stierluyden" de uitvinding van Jan Henricxz. Jarich onderzocht hebben, brengen hiervan rapport uit. Volgens hen kan de uitvinding groot voordeel brengen aan de zeevaart.
  Op de verlening van het verzochte octrooi wordt nog niet geresolveerd.


Resolutiën, 17 november 1617

  1704.  Jan Henrick Jarichs krijgt voor 20 jaar octrooi op zijn "Generale Regul des Gesichts der Grooter Zeevaert", die volgens de mathematici die hem onderzocht hebben een belangrijke uitvinding is. Op het verzoek om een beloning wordt niet gedisponeerd alvorens de uitvinding in de praktijk beproefd is. Suppliant krijgt als onkostenvergoeding eenmaal 600 gld., te betalen door het College der Admiraliteit te Dokkum*).
  Het College te Rotterdam wordt aangeschreven†) een jacht van 40 last uit te rusten, waarop deze uitvinding door ervaren schippers en stuurlieden, ook van de andere Admiraliteitscolleges, beproefd kan worden°).


*)  De brief aan het College A. R. A., S. G. 4932 (minuut). De ordonnantie S. G. 12.302 fol. 45vo. Gedrukt: Navorscher, 1878 p. 11.
†)  A. R. A., S. G. 5481 (minuut).
°)  Een verzoek van Jarich de de vorige dag genomen res. uit te voeren in A. R. A., S. G. 7477 (orig.). Deze res. is gedrukt: Dodt van Flensburg VII p. 18.


[ De uitrusting van het jacht wordt nog genoemd in zestien andere resoluties, zonder informatie over de proef.]


Resolutiën, 8 december 1618

  3996.  Nijs, Buys en Carels verzoeken de stuurlieden, die bij het testen van de uitvinding van Jarichs aanwezig zijn geweest, last te geven in Den Haag te blijven totdat Jarichs aangekomen is en dan rapport te doen.


Deze res. is gedrukt: Dodt van Flensburg VII p. 48.


Resolutiën, 11 december 1618

  4006.  Het College ter Admiraliteit te Rotterdam schrijft dd. 6 dec. dat het schip waarmee de uitvinding van Jarich getest is teruggekeerd is. Het heeft niet het idee dat het resultaat aan de hoge verwachtingen heeft beantwoord. H. H. M. moeten zich door een "glimpich" rapport van Nijs of Buys of door de meegebrachte steen niet laten verleiden tot een te hoge beloning.
  Met resolveren zal gewacht worden totdat rapport gedaan is.


A. R. A., S. G. 5482 (orig.).


Resolutiën, 19 december 1618

  4058.  Op een rekest van Jarich*) worden gecommitteerd om het rapport van de superintendenten en stuurlieden te horen Santen, Magnus en Nanning en andere gedeputeerden die daarbij willen zijn, benevens Mr. Stevin en Marlo.


*)  A. R. A., S. G. 5482 (orig.).
Deze res. is gedrukt: Dodt van Flensburg VII p. 49.


Resolutiën, 28 december 1618

  4099.  Daar H. H. M. voornemens zijn de volgende dag het rapport over de uitvinding van Jarich te horen wordt aan Willebrord Snellius, professor, en Johan Pietersz. Dou, geometer te Leiden, geschreven aanwezig te willen zijn*).
  Santen, Magnus en Nanning worden verzocht het rapport aan te horen en hierover verslag uit te brengen.


*)  A. R. A., S. G. 4933 (minuut).
Deze res. is gedrukt: Dodt van Flensburg VII p. 49.


[ Conclusies volgen in onderstaande tekst uit 1908.]




C. P. Burger

Amsterdamsche Rekenmeesters en Zeevaartkundigen in de zestiende eeuw,  4
hoofdstuk over Adriaen Veen
en zijn "gebulte pascaert" (kaart op bolsegment), en driebenige passer
[ 215 ]
Jan Henricks Jarichs van der Ley was "Ontfangher Ghenerael der ghemeene middelen van de uyt en invoerende goederen in Vrieslandt Stadt Groninghen ende Omlanden". Zijne boeken "Het Gulden Zeeghel des grooten Zeevaerts, 1615", "'t Gesicht des grooten Zeevaerts, 1619" en "Voyage vant Experiment, 1620" zijn door Bierens de Haan (Bouwst. XXII) beschreven en besproken *), maar de feiten zijn door hem niet in volkomen juiste orde geplaatst, en hij heeft verzuimd de Resolutien vande Staten Generael, die in 't Archief van Dodt van Flensburg (Dl. VI en VII) zijn uitgegeven, te raadplegen.
*)  Bierens de Haan schrijft: "Zijn eerste werk "Eerste Boeck van 't Licht der Zeevaert. Amsterdam, Willem Iansz. 1608. 4o." schreef hij in 1608: Dit is mij nimmer voorgekomen". Dit laatste is heel natuurlijk, [...] van Willem Iansz. Blaeu [...].
[ 216 ]
  Reeds drie jaren voor de uitgaaf van zijn eerste boek, dus in 1612 had de Ontvanger aan de Staten Generael "voorgedraghen ende vertoont, een generale Regel, waer met, so wel des Werelts lengde als breete .... afgepast ende gemeeten can worden". Drie uit hare vergaderinghe daer toe gecommitteerd hadden Stevijn ende Marlo (Marolois) als deskundigen geraadpleegd, en na gunstig voorloopig advies hadden de Staten Generael de zaak aan de admiraliteit van Amsterdam opgedragen, om een onderzoek door "cloecke verstandighe ende ervaren Stuyr-luyden .... ende andere ervaren persoonen" te doen instellen (Gulden Zeeghel, voorreden en p. 20). De mannen der praktijk verklaarden echter den regel "eer zy die noch gesien hadden, voor valsch" [...].

[ Volgt een verweer, o. a. over de "gebulte pascaerten", met het verwijt aan "Hendrick Reyers Stuyrman" dat hij het eerst wel met hem eens was, maar nu Willem Janszoon Blaeu niet durft tegenspreken (die ook in de beoordelingscommissie zat, en die vooral geld wilde verdienen met zijn eigen kaarten).]

[ 219 ]
[...] hij had namelijk ook hier zijn eigen vinding, die zoowel de gebulte kaarten als de kaarten met wassende graden naar zijne meening overbodig maakte.
  Zijne inventie bestond uit twee deelen, een nieuwe generale regel voor den stuurman om zich van de bij schatting van den afgelegden cours gemaakte fouten rekenschap te geven, en een nieuw uitgedachte soort van platte paskaarten met bijbehoorende doorschijnende "loopers".
[...]

Den 28 October 1617 vroeg Jan Henricx octrooi voor het Gesicht des groten Zeevaerts *), dat hem na onderzoek door deskundigen, werd verleend voor 20 jaar; tegelijk werd hem nog eene vergoeding van "600 guldens eens" toegelegd, en werd besloten, een jacht te doen toerusten voor het nemen van een experiment. Een aantal resolutien van 17 Maart tot 17 Mei 1618 betreffen de toebereidselen tot dezen tocht, de reis duurde van 4 Juni tot 25 Nov.,


*)  Hij vroeg dit octrooi "in conformité als eenen Abraham Cabeljau verleent is." Over dezen C., schrijver van de Rekenkonst vande groote Seevaert, die in Nov. 1616 acte verzocht "als eerste vinder vande lengde van der See", maar in Dec. 1617 zijn boek terugkreeg, omdat zijn voorstel "frivool" was, en hij niet had kunnen "gedebatteeren" handelen eveneens eene reeks resolutien, gepubliceerd in deel 6 en 7 van Dodt van Flensburg's Archief.   [<]
[ Keuning noemt in Plancius' biografie op p. 168 een "verslag van de reis van A. Cabeliau met het schip de Zeeridder naar de kust van Guyana".]
[ 220 ]
het journaal en de waarnemingen worden in het werk Voyage vant Experiment volledig meegedeeld. In December werd een officieel rapport uitgebracht, dat weder aan deskundigen ter hand gesteld werd die een uitvoerig verslag inleverden op 5 Januari 1619. Daarna volgen nog verscheiden resolutien betreffende de afrekening.

  De hoofdindruk, uit de rapporten der stuurlieden was, dat er ook naar den generalen regel "enorme differentie" bevonden werd "int gissen der courssen". Daarentegen werden de "caertgens" bevonden te zijn "zeer nut ende dienstich tot groote verseeckertheyt van de zeevaert". Bovendien hadden de deskundigen een zeer gunstigen indruk gekregen van den goeden invloed dien de gezamenlijke waarnemingstocht op de stuurlieden had gehad. Volgens hen

"is daervuyt ontstaen ende onses vermoedens noch meerder volgen sall, een wytluftige bedenckinge ende sonderlinge opmerkinge onder veel zeevarende stierluyden, op de omstandicheden van alle voorvallende swaricheden in de zeevaert ontmoetende, omme de ongefondeerde middelen, gebruycken ende regelen die in gewoonte mogen zyn geweest, te verwerpen ende de beste te gebruycken,
waertoe de vier gecommitteerde vuyt sonderlinge consideratien vermoeden, dat de gedaen voyage ende experiment van soo een merckelyck getal van bevaren stierluyden metten anderen gedaen, die haere differenten d'een jegens d'andere daerin hebben bemerckt, geen cleine vrucht jegenwoordich ende in toecommenden tyt sal geven".

De onderteekenaars van dit stuk zijn Simon Stevin, Willebrordus Snellius, Samuel Marlois en Jan Pieterss. Dou. *)


*)  Voor den uitvinder schijnt het hierbij gebleven te zijn. [...]
[ K. van Berkel, Citaten uit het boek der natuur, 'Een onwillige Mecenas?', p. 138: ... "Van der Ley kreeg voor de rest van zijn leven een soort jaargeld ... systematische obstructie die binnen de Amsterdamse Kamer van de VOC is gevoerd door één persoon, de navigatie-instructeur Cornelis Jansz. Lastman ... ]
[ 221 ]
  Van de gebulte kaarten was bij deze proefnemingen in 't geheel geen sprake, het gold hier immers het streven naar een practischer gebruik van de platte kaarten. En we hebben eene rechtstreeksche aanwijzing dat de belangstelling in deze experimenten bepaald het ruimere gebruik van de gebulte kaarten heeft tegengehouden.

Adriaen Metius die zich in zijne Institutiones sedert 1614 als een voorstander van de gebulte kaarten had doen kennen, heeft in 1632 een nieuw boek over hetzelfde onderwerp uitgegeven, waarin uitvoerig de generale regel van Jan Hendricks Jarichs behandeld wordt, en daarin komt de schrijver tot de volgende "censure" als slotsom.*)

"Als ick de handelinge van de Zeevaert, gelijck sy tegenwoordich gebruyct werdt, te rechte insie, ende legge over de regel van Jan Henricx, tegens het oude gebruyck, so bevinde ick datse beyde gans ongewis ende onseker gaen, die eene is een siecke vrouw, de ander een kranck wijf, die te samen wonen, ende geen ander behulp hebben".

Dit wordt nog nader betoogd, en dan volgt:

"Wat aengaet de caerten met de doorschijnende loopers, daer Jan Henricx schijnt veel op te bouwen: verclare ick, de handelinge gans onseker te gaen, want het dicwils versetten ende de menichvoudige herstellinge van punct tot punct, ende kan geen correcte wtkomste geven, maer gans ongewis, ende is die eenige oorsaeck waer door men de gebulte caerten verwerpet, die welcke met de globe in alles overeen komen, twelck in geen platte caerten geschien kan ..."

  Dat Metius' belangstelling in de gebulte caerten in dezen tijd nog volstrekt niet verminderd was blijkt ook reeds daaruit, dat ze nu voor 't eerst in den titel van zijn boek uitdrukkelijk genoemd worden.


*) Adriaan Metius, Astronomische ende geographische Onderwysinghe.  'In de welcke door 't gebruyck des Aertschen Globi, ofte gebulte Caerten, midtsgaders t' Astrolabium Catholicum, ende platte Pas-Caerten de const der Zeevaert verlicht, ende de Schippers ende Stuerluyden duydelijck ende cortelijck in haere voyagie onderricht worden ....'   De Censure staat geheel aan het eind, p. 220 - 223.
[ Zie ook Dirck Rembrantsz van Nierop, Byvoeghsel op des aertryks beweging, of de sonne stilstant, 1677, p. 24-28.]



Vanaf 1620

Resolutiën, 22 februari 1620

  2633.  Jan Hendricxsz. Jarichs krijgt voor twaalf jaar octrooi voor het drukken en uitgeven van de "voyage van 't experiment zijns Generalen Reguls van 't gesicht des Grooten zeevaerts".


S. G. 4936 I (minuut). Kopie in S. G. 12.302 fol. 158.


Resolutiën, 6 april 1620

  2934.  Willebrordus Snellius, professor te Leiden, Pieter Nannincx en Mr. Lambert Palmeto worden gecommitteerd om het aan H. H. M. opgedragen en aangeboden boek van Jan Henrick Jarichs van der Ley, 't Gesicht des Grooten Zeevaerts, te onderzoeken.


Naar aanleiding van een rekest van Jarichs wordt Muys, Magnus en Vervou verzocht aanwezig te zijn als de drie gecommitteerden de reis, waarop zij Jarichs' theorie aan de praktijk willen toetsen, aanvaarden (R 1 mei).


Resolutiën, 4 juni 1620

  3374.  H. H. M. nemen kennis van een rekest van Jarichs en van de bijgaande adviezen a van Willebrordus Snellius, Pieter Nannincx, landmeter, en Lambertus Joannis Palmeto, leermeester van de grote zeevaart en de mathematica in Den Haag.
  Na beraadslaging besluiten H. H. M. alle stukken op te zenden naar de Admiraliteiten. Deze dienen alle uitvarende schepen te gelasten met Jarichs' uitvinding te experimenteren en daarvan journaal te houden, maar "sonder costen van 't lant". De Admiraliteiten moeten H. H. M. van de resultaten op de hoogte stellen. Als suppliant de stuurlieden van de schepen nader wil instrueren mag hij dat doen b.
  Snellius krijgt vier gld. per dag, de beide anderen twee gld. tien st. per dag aan vacatiegeld c.


a. Kopieën in S. G. 12.561.34.
b. H. H. M. lezen het concept van een brief, die Jarichs hun ten gunste van zijn uitvinding verzoekt te schrijven aan de Admiraliteiten en aan Bewindhebbers van de V. O. C. (R 1 juli; concept in S. G. 12.561.34). De brief wordt gearresteerd, mits Jarichs geen beloning voor zijn uitvinding eist voordat deze "infaillibel" is bevonden (R 21 juli; de minuut in S. G. 5484 II, met de aantekening "Hiervan is noch gedepescheert een acte op parschemyn").
c. Palmeto krijgt 70 gld. voor bepaalde werkzaamheden in opdracht van H. H. M. (R 1 juli). Snellius en Nannincx verzoeken verhoging van hun daggeld. Zij moeten tevreden zijn met het hun toegekende (R 24 juli). Deze ordonnanties van 1 en 24 juli zijn gedrukt: Navorscher 1878 p. 13 resp. 12.


Resolutiën, 9 april 1621

  658.  Claes Jacobsz., die zegt "Oost West, te weeten de lengte van der zee" te hebben gevonden, mag zich op eigen kosten wenden tot professor Snellius te Leiden. Deze kan H. H. M. dan adviseren.


Resolutiën, 16 maart 1624

  2885.  Op verzoek van Isaäc van Abbama, predikant te Berkenwoude, wordt besloten eventuele uitvindingen betreffende de dimensie van oost en west, ingediend door Robbert Robbertsz. [>] of anderen, te vergelijken met de uitvinding die Abbama aan Maurits heeft overhandigd. Dan zullen anderen niet de vrucht van zijn arbeid plukken.


Abbama krijgt geen brieven van adres aan de hoogleraren in de wiskunde. Hij kan zich zelf tot hen wenden (R 28 maart).


Resolutiën, 29 mei 1625

  2249.  Aelbert Lieffertsz. van Swol krijgt voor zes jaar octrooi op instrumenten om oost en west te peilen, namelijk een platte astrolabe of globeschijf van het hemelrond en de aardbol, genaamd van de hemeltijd en de wegwijzer, gebaseerd op het getal zes, waaruit al zijn astronomische en globale berekeningen bestaan, volgens de tafels van de loop van zon, maan en sterren. Het octrooi geldt ook voor alle kwadranten, gradenbogen, kompassen, zandlopers en draaiwerken die op dit grondgetal zijn gebaseerd, alsmede voor het instrument genaamd de toets van alle kompassen.


S. G. 4946 II (minuut). In deze minuut, waarvoor een reeds volledig getekende en gezegelde eerste versie ie gebruikt, staat onder andere toegevoegd dat de benodigde tafels worden gepubliceerd in een traktaat 't Cleyne Licht der Werelt aller Navigatiën. Kopie van de akte in S. G. 12.303, fol. 116vo. Gedeeltelijk gedrukt: Doorman p. 165.




Galileï

Resolutiën [ van Berkel, p. 75 ]  5

5 december 1635

  Waerop gedelibereert synde, Is goetgevonden en verstaen mits desen te versoecken ende autoriseren doctorem Hortensium praesidem Mathematicum tot Amsterdam, Willem Jansz Blau mede tot Amsterdam, Isaacq Beeckmans Rector tot Dordrecht om de opening van des Suppliants*) voorsz inventie schriftelick te ontfangen ende examineren, ende van alles hare ho: Mo: rapport te doen.


[ *) Galileï, brief van 15 aug. 1636 aan de Staten Generaal, zie de Waard IV, 241.
De eerstgenoemde is Martinus Hortensius, of Maarten van den Hove (zie ook hier).
Isaac Beeckman had het principe van lengtebepaling met de manen van Jupiter genoemd in 1631. ]


Resolutiën [ de Waard IV, 253 ]

Martis den 11 November 1636

  Is in de vergaderinge gecompareert de Heer Laurens Reael, hier bevorens Generael Oversten in d'Oost Indien van desen Staedt ende jegenwoordich schepen ende Raedt der stede Amsterdam.
  Ende naedat hy versocht is geweest hem te decken ende neder te sitten, heeft aen Haer Hooch Mogenden, met de complimenten hiertoe dienende, overgelevert seeckere remonstrantie in forme van een brieff, uyt den naem ende vanweegen Galileus Galilei, groot mathematicus ende astrologus in dienst van den Heer Hertoch van Toscane, ende heeft hierneffens gevoucht een translaet van de voorschreven remonstrantie uyt het Italiaens in de Nederlantsche tale*), bestaende de voorschreven remonstrantie principalick hierin, dat de voornoemde Galileus Galilei in een vrywillige gifte opoffert aen Haer Hooch Mogende seecker groot werck, synde een beginsel om tot volmaecktheyt te brengen seecker middel omme te cunnen weeten, als het tot perfectie sal syn gebracht, soowel de lengte als de breete op de groote vaert ende zeecloot, ende dat soowel te water als te landt.

  Waerop gedelibereert wesende, is goetgevonden ende verstaen den voornoemden Heer Reael over syne genomen moeyte midts desen te bedancken ende hierneffens begeert, dat hy aen den meergenoemden Galileus Galilei wille rescriberen dat Haer Hooch Mogenden de voorschreven aenbiedinge ende offerte ten hoochsten aengenaem is ende dat deselve het voorschreven werck sullen laten examineren, ende bevonden werdende dat hetselve in perfectie gebracht wesende, daerdoor de voorseyde kennisse der voorschreven lengte ende breete can werden becoomen, sullen Haer Hooch Mogenden jegens hem, Galileus Galilei, sulcx danckbaerlick erkennen. Ende werden tot d'examinatie van het meergenoemde werck midts desen versocht ende gecommitteert de meergenoemde Heer Reael selfs, ende met ende neffens hem Hortensius ende Blauw, woonende tot Amsterdam, ende sal de Professor Gool het voorschreven werck dienstich bevonden werdende, cunnen worden bygevoucht.


*) P. J. H. Baudet, Leven en werken van Willem Jansz Blaeu, Utrecht 1871, p. 137 - 143.
[ Vele brieven zijn geschreven over deze zaak, (Opere di Galileo Galilei (1718) 3, 123-191; Constantijn Huygens: 1785/9), maar het is er niet van gekomen. Een probleem was: in Holland was nog geen goede telescoop beschikbaar. Beeckman zelf besteedde veel tijd aan het slijpen van lenzen, maar hij overleed in 1637. En ook Reael overleed in dat jaar, Blaeu in 1638, Hortensius in 1639. Aan Galileï werd wel een gouden ketting aangeboden, maar hij kon deze niet aannemen (uit protestantse handen).
De zaak wordt genoemd door Jacob van Wassenaer, in zijn Aenmerckingen op den nieuwen stel-regel van Johan Stampioen, d'Jonge (1639), p. 51.
Reael hield zich ook bezig met het kompas, zie zijn Observatien of Ondervindingen aen de Magneetsteen en de magnetische kracht der Aerde, Amst. 1651. ]

[ Volgende Resoluties en brieven: de Waard IV, p. 267-269.]




Christiaan Huygens

In 1655 dacht Johannes Placentinus de lengte te kunnen bepalen met behulp van de Maan. Zijn geschrift werd beoordeeld door Christiaan Huygens, en deze legde duidelijk uit waarom er niet veel van deugde. Zie zijn brief aan de Staten-Generaal, met daarbij: de tekst van Placentinus, en een extract uit de Resolutiën.

Slingeruurwerk

Oeuvres Complètes V, 152: octrooi-aanvraag, nov. 1664.
... tot het vinden van Oost en West ... eene nieuwe inventie van Uurwercken met een slingerende loot in plaets van onrust ... in eenighe maenden geen minuut ofte 1/60 deel van een uyr en verliepen ...
... datse de bewegingh van een schip in zee bequaemelyck konnen uytstaen ...
... daer van sekerder proeve te doen nemen op eenighe langhe vaerten, gevende eenighe van de voorsegde horologes mede tscheep mitsgaders de instructie hoe men sich daer van moet dienen ...

Oeuvres Complètes V, 154, 5 dec. 1664: Octroy voor Christiaen Huygens, tot het maecken van een nieuwe inventie van Horologien ende Slingerwerck, voor den tijt van twintich naestcomende Jaren.
... hoe dat hy Suppliant inden Jare 1656*) geinventeert hadde het nieuwe Horologie tegenwoordich bekent met de naeme van 't Pendulum, ofte Slingerwerck, ende sulcx principalyck met intentie om het selve ten gemeenen beste t'appliceren tot dienste der navigatie, ende langh gesochte seeckere affmeetinge der graden Longitudinis, ofte van Oost en West ...
... Verhoopende dat soo wanneer der soodanige effective preuven tot Ons genoegen souden wesen gedaen, hij Suppliant oock met de premie, by ons over veele jaren op soo importante inventie gestelt, soude werden geremunereert ...
... laetst geinventeerde uyrwercken. In welcke een cleyn gewicht binnen het werck is, alleen het schaeckelradt omdrijvende, 't welck t'elckens door het groote gewicht wert opgewonden ...


[ *)  In december van dat jaar, zie de laatste zin van een brief aan F. van Schooten (12 jan. 1657).]

Instructie 1686

Twee slingeruurwerken gingen in 1686 mee naar de Kaap de Goede Hoop, en Thomas Helder kreeg daarbij van Huygens: 'Instructie en onderwijs aengaende het gebruijck der Horologien tot het vinden der Lengde van oost en West'.

Huygens beschreef de resultaten van de proef in een Rapport (1688) aan de bewindhebbers van de Oost-Indische Compagnie. Volgens de eerste lengteberekeningen met de uurwerken zou het schip door Ierland zijn gevaren. Maar er was een nieuw verschijnsel ontdekt: een slinger die elke seconde een slag maakt moet bij de evenaar iets korter zijn dan in onze streken. En met een correctietabel was er goede hoop dat lengtevinding met het slingeruurwerk mogelijk zou zijn.



Nog steeds waren er ook anderen. Huygens werd in deze tijd betrokken bij "une certaine affaire des Longitudes qui certes n'en valoit pas la peine" (een bepaalde zaak over de lengten, die zeker niet de moeite waard was), zoals hij schreef aan zijn broer Lodewijk op 24 april 1689 (O.C. IX, 315). Het ging om Lieuwe Willemsz. Graaf, geboren te Harlingen in 1652, kapitein van een schip dat op Hamburg en de Baltische zee voer. Hij had een werk over tijdrekening vertaald, en dacht toen een oplossing gevonden te hebben voor het probleem van de lengtevinding. Na zijn schip verkocht te hebben probeerde hij een privilege en een toelage te krijgen van de Staten-Generaal. Er was overleg met Chr. Huygens, B. de Volder, Nicolaas Stampioen en Abraham de Graaf, maar dit gaf hem kennelijk weinig hoop, gezien de titel van zijn geschrift (gedrukt voor de auteur, 1689):
Eenvoudig en onvervalscht verhaal van 't voorgevallene in 's Graven Haege, ter vergaaderinge van de Ho: Mo: Heeren, de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, over 't aanwijsen van 't vinden der Lengde van Oost, en West en de Waere Tijdreekeninge, gedaen door Lieuwe Willemsz. Graaf, Dienende tot Zeeker bericht aan de Vrinden, en Begunstigers der waarheid, en wederlegginge der onwaarheden, en lasteringe van de vijanden en wangunners derselven.
Zie ook O.C. IX, 317: "nouveau pretendant tres impertinent" (een zeer brutaal iemand die er aanspraak op maakt). Graaf dacht een methode te hebben waarbij geen instrumenten nodig waren, geen klok, en zelfs geen waarnemingen. Het was de genoemde deskundigen duidelijk dat hij geen succes kon hebben, maar toch werd het privilege verleend, met een uitkering van 2000 gulden. Later had Graaf een lange polemiek met Bernard Fullenius (brief, 1689; Nodig berigt, 1690) en Balthasar Bekker (brief aan Chr. Huygens).




[ ... ]  6





Noten

  1. Jhr. Mr. J. K. J. de Jonge, De Opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indie  (Nijhoff/Muller, 1862) deel 1, 167 e. v.
    Resolutiën der Staten-Generaal, o. a. deel 9, 1596 - 1597, Dr. N. Japikse (Nijhoff, 1926).
    (Selectie van kernwoorden en [opmerkingen] van web-bewerker A. D.)   «

  2. Petrus Plancius of Peter Platevoet (1552 - 1622), biografie:
    J. Keuning, Petrus Plancius. Theoloog en geograaf  (Van Kampen, Amsterdam, 1946).
    Hierin wordt de wereldkaart uit 1592 beschreven (p. 77 - 80, 110). Een andere wereldkaart werd uitgegeven bij het Itinerario van Jan Huygen van Linschoten (1596).   «

  3. Mathijs Syeverts of Sieverts vervaardigde een nieuwe paskaart, met "nieuwe sfeeren, nieuwen graadboog en nieuwen passer", met een geschrift, behelzende de aanwijzing van het gebruik, dat men van deze werktuigen maken moest. Met deze middelen, beweerde Syeverts al in 1593, zouden alle
    piloten, stuerluyden ende schippers Zuyden en Noorden, mitsgaders Oost ende West zekerlijk mogen seylen, haren gewissen schoot mogen hebben ende eygentlyk zonder eenighe ghissinghe kunnen weten, waar zylieden zyn, hoe veer ende hoe naer 't zy om d'Oost, West, Zuyd ofte Noort, met de omstandigheden daartoe dienende.
    (Opkomst, p. 84.)
    Zie voor hem ook: Marijke Spies, Bij noorden om (AUP, 1994). De epiloog behandelt een werkje van Mathijs Syvertsz. Lakeman uit 1597, Een Tractaet seer dienstelijck voor alle Zee-varende Luyden/ door het t'samen spreken van twee Piloten, met de ondertitel "Veel dinghen dienstelijck den Piloten gheopenbaert/ bysonder die seer begheerlijcke conste om te Schieten Oost ende West/ ende d'opservatie van dien", en de spreuk "Wie ist die 't weet/ Dan die 't past oft meet?" (tekstversie bij DBNL).
    Het verhaalt van een zekere Mathias Sofridus, die zijn schip met wielen en wieken had toegerust en zo over het ijs zeilend een noordelijke doorgang vond naar de straat van Anian (tussen Azië en Amerika). De stuurman van Neptunus liet hem zijn instrumenten zien: een speciaal soort kompas en kwadrant en een driebenige passer.   «

  4. C. P. Burger jr, Amsterdamsche Rekenmeesters en Zeevaartkundigen in de zestiende eeuw (Amsterdam, 1908).   «

  5. Klaas van Berkel, 'De illusies van Martinus Hortensius' in Citaten uit het boek der natuur (Amsterdam, 1998), met verwijzing naar:
    G. Vanpaemel, 'Science Disdained: Galileo and the Problem of Longitude', in: C. S. Maffioli en L. C. Palm (red.), Italian Scientists in the Low Countries in the XVIIth and XVIIIth Centuries (Amsterdam, 1989), p. 129.
    C. de Waard, Journal tenu par Isaac Beeckman, IV, Supplément (Martinus Nijhoff, 1953). Hierin veel documenten m. b. t. de contacten tussen Galileï en Nederlanders. Op p. 250: Hugo de Groot aan Laurens Reael. Zie ook Grotius.
    Galileï's instrument: Jovilabe (video), beschreven in Nuncius 1986, fasc. 1, 25-46.   «

  6. Zie ook MacTutor: 'Longitude and the Académie Royale' en 'English attack on the Longitude Problem';  Wikipedia, 'History of longitude'.
    Hoe de stand bij ons was aan het eind van de achttiende eeuw valt te lezen in:
    J. H. van Swinden (e.a.), Verhandeling over het bepaalen der lengte op zee ... (3e ed. Amst. 1796) p. 13. Weliswaar was er toen het 'Zee-Horologie' oftewel de 'Tydbewaarder' van Harrison, maar: "Jammer is het, dat de kosten van dergelyke werktuigen niet toelaaten dat alle Schippers 'er zich van voorzien".   «




Home | Simon Stevin | Resoluties (top) | Havenvinding