7A
Voordracht van het College van Burgemeester
en Wethouders van 14 juni 2005 inzake huisbezoeken van de Sociale Dienst
Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 342). (Geagendeerd op verzoek van het
raadslid de heer Haffmans.)
De VOORZITTER geeft het woord aan de
heer Haffmans.
De heer HAFFMANS: We gaan het geloof
ik hier niet hebben over de wenselijkheid van die huisbezoeken, want wij zijn
er met de SP fel op tegen. Er is besloten om de helft in plaats van alle
uitkeringsgerechtigden onder druk te zetten met een huisbezoek. Dat roept
meteen de vraag op: welke helft? Daarvoor zullen frauderisicoprofielen worden
opgesteld. En ik was erg benieuwd naar hoe die frauderisicoprofielen worden
opgesteld, en wel precies. Want het gevaar van discriminatie ligt natuurlijk op
de loer. Ik denk niet dat het er is, maar ik moet het controleren. Daarvoor ben
ik aangesteld. Ik heb dat gevraagd in de Commissie voor Werk en Inkomen,
Educatie, Jeugd, Diversiteit en Grotestedenbeleid en ik heb de notulen hier.
Daar staat: “Het lijkt de heer Haffmans een reëel verzoek dat hij de profielen
onder geheimhouding te zien krijgt. Dat verzoek blijft staan.” Wethouder
Aboutaleb reageert daarop met: “Weigert aan het verzoek tegemoet te komen. Hij
vraagt de Gemeenteraad hem daarin te steunen.” Ik heb zojuist begrepen dat dat
een misverstand is. Het verzoek blijft in ieder geval staan. Ik wil al dan niet
onder geheimhouding, dat maakt me niet zoveel uit, precies weten hoe die
frauderisicoprofielen worden opgesteld.
(De heer WEENINK: Ik heb twee
vragen, meneer Haffmans. U zegt dat mensen onder druk worden gezet door middel
van een bezoek. Volgens mij is het gewoon fraudebestrijding. En u moet
controleren of er geen sprake is van discriminatie. Hebt u aanwijzingen waaruit
blijkt dat er wellicht sprake is van discriminatie? Of is dit gewoon een slag
in de lucht?)
Dat is geen slag in de lucht. Ik heb geen
concrete aanwijzingen dat die frauderisicoprofielen discriminatoir zijn.
Gelukkig maar. Ik ga er ook niet vanuit. Maar ik vind het, zeker bij zo’n
gevoelig onderwerp als huisbezoeken, waarbij de Sociale Dienst bij mensen thuis
komt, binnenkomt, in de wasmand kijkt, bij de buren gaat nabellen, heel
belangrijk dat de selectie van degenen die zo’n bezoek krijgen, op grond van de
juiste criteria gebeurt. En ik vind het mijn taak als volksvertegenwoordiger
daarop toe te zien.
(De heer WEENINK: En mijn eerste
vraag over onder druk zetten?)
Dat was geen vraag. Dat was een stelling.
(De heer WEENINK: Maar u bent
van mening dat je op die manier mensen onder druk zet en dat je niet op fraude
controleert?)
Beide.
(Mevr. VAN DER WIEKEN-DE LEEUW: Hoe
denkt u bij het zien van die fraudeprofielen te kunnen beoordelen of er sprake
is van discriminatie? Als je het over 50% van de populatie hebt, dan heb je het
al heel snel over grote aantallen. Dus hoe kunt u als volksvertegenwoordiger en
niet gespecialiseerd in het onderwerp daar een zinnige mening over hebben? En
waarom denkt u dat u zich op die manier moet bemoeien met het uitvoeren van de
taak van de Sociale Dienst en straks van de DWI?)
Wat een vragen. Ik hoopte dat dit punt binnen
een minuut voorbij was. Misschien moet ik een expert meenemen. Dat kan best. Ik
weet ook niet wat voor criteria er in zitten. Ik laat mij vooralsnog verrassen,
maar ik kan mij voorstellen dat er criteria worden gebruikt, maar dat zal
direct ontzenuwd worden, als dat iemand zijn lagere schoolopleiding in het
buitenland heeft gevolgd. Dat vind ik een ontoelaatbaar criterium, maar dat zal
niet gebruikt worden. Naar dat soort criteria en combinaties ervan ben ik op
zoek.
(Mevr. VAN DER WIEKEN-DE LEEUW: Maar
meneer Haffmans, als nu blijkt dat van al degenen die worden betrapt op fraude,
95% alleen lagere school heeft gehad en degenen die nooit worden betrapt op
fraude dat niet hebben, waarom zou dat dan geen criterium mogen zijn? Ik zeg
niet dat het zo is, maar hoe kunt u, zonder diepgaande kennis te hebben van de
populatie die wel wordt betrapt, een mening hebben over hoe zo’n profiel eruit
moet kunnen zien?)
Dat zal ik u zeggen. Als de politie uit de
statistieken afleest dat mensen met een bril 95% van het aantal inbrekers
vormen, dan zou ik er geen voorstander van zijn als de politie specifiek mensen
met een bril gaat controleren. Hiervoor geldt precies hetzelfde.
(Mevr. VAN DER WIEKEN-DE LEEUW: Meneer
Haffmans, u maakt misbruik van de statistiek, want wat u doet is een vorm van
interpretatie waarbij de correlatie op geen enkele wijze op die manier kan
worden aangetoond. Ik denk dat er een betere manier moet zijn om dat te
ontzenuwen.)
Ik ben erg benieuwd of er een correlatie is,
maar ik laat mij graag voorlichten. Ik hoop dat dat mag van de wethouder.
De VOORZITTER geeft het woord aan de
heer Paquay.
De heer PAQUAY: Ik wil graag kort het
woord voeren op dit punt. Ik hoef er eigenlijk maar heel weinig over te zeggen,
omdat ik van de heer Haffmans begrijp dat er een misverstand aan de orde is.
Als dat het geval is, dan ga ik ervan uit dat de wethouder zo meteen zal zeggen
dat wij in ieder geval onder geheimhouding inzage kunnen krijgen in die
risicoprofielen. Dan is mijn probleem opgelost. Ook ik ben van mening dat je
als raadslid moet kunnen controleren wat er gebeurt. En daar blijf ik bij.
De VOORZITTER geeft het woord aan de
heer Zafer Yurdakul.
De heer ZAFER YURDAKUL: Ik heb een korte
vraag aan de wethouder. Er is een registratiecommissie die maatregelen toetst
op de Wet bescherming persoonsregistratie en persoonsgegevens. Ik vraag me af
of in dit geval die toets is uitgevoerd.
(De heer HAFFMANS: Volgens mij
is dit namelijk niet zo, maar zou u dat wenselijk vinden?)
Ik zou het wel wenselijk vinden. Zo niet, dan
zou ik de wethouder vragen om dat alsnog te doen. En dan hoeven wij hier niet
verder over door te praten.
De VOORZITTER geeft het woord aan
mevrouw Van Oudenallen.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Ook Mokum Mobiel
is best geďnteresseerd in dezelfde feiten als de heer Haffmans. Dus als hij
toestemming krijgt, willen wij graag daarbij aansluiten.
De VOORZITTER geeft het woord aan
wethouder Aboutaleb.
Wethouder ABOUTALEB: Het College is
wars van elke maatregel die discriminatoir zou kunnen uitpakken. Daar zijn wij
met zijn allen zeer alert op en dat geldt in extenso voor ondergetekende. Ik
kan niet genoeg woorden gebruiken om dat te benadrukken. Het gaat hier om een
redelijk geavanceerd wetenschappelijk systeem dat op basis van ervaringen uit
het verleden zodanig wordt gebruikt om redelijkerwijs te kunnen inschatten waar
fraudegevallen zich zouden kunnen voordoen. Vervolgens is het zo dat maar een
beperkt aantal mensen, enkele mensen bij de Sociale Dienst, waar zoals u weet
1500 mensen werken, op de hoogte zijn van hoe dit precies werkt. We willen niet
dat degenen die op stap gaan het gevoel hebben: er is vooruit bedacht dat u,
omdat ik bij u een bezoek breng, in die profielen valt. Wij voegen mensen aan
de te onderzoeken bestanden toe die helemaal niet voldoen aan die
risicoprofielen, zodat niemand weet of hij aanbelt bij iemand uit dat ene
bestand of iemand die uit een ander bestand is komen rollen. Het is een
redelijk ingenieus en ingewikkeld systeem. En zelfs de mensen op de werkvloer,
mensen die de zaak uitvoeren, zijn niet op
de hoogte van hoe die risicoprofielen worden opgesteld. Dan blijft het punt
van wel of geen inzage krijgen. Wat mij betreft kan dat. Het enige wat ik toentertijd gezegd heb is: ik wil niet dat daar documenten
over gaan rondslingeren in de stad. Dus inzage ter plaatse bij de Dienst Werk
en Inkomen, onder strikte geheimhouding, kan altijd. Dat kan worden
georganiseerd en u kunt daar toegang tot krijgen. Daarmee beantwoord ik ook
vragen van anderen. De Wet persoonsregistratie toetst of de gegevens worden
gebruikt voor het doel waarvoor ze uiteindelijk verzameld moeten worden. Zij
doet verder geen uitspraak over de vraag of de in te zetten methode wel of niet
rechtvaardig is. Dat is aan u, aan de Raad om uit te maken op basis van het
voorstel van het College.
(Mevr. BRUINES: De vraag over de
Registratiecommissie?)
Volgens mij heb ik dat net gezegd. Daar gaat
het om de vraag of de verzamelde gegevens gebruikt worden voor het doel
waarvoor ze gebruikt moeten worden. Die commissie doet verder geen uitspraak
over de wenselijkheid van de te hanteren methode. Dat is voorbehouden aan u en
aan ons.
De VOORZITTER geeft het woord aan de
heer Haffmans.
De heer HAFFMANS: Dank dat ik nu toch
de informatie krijg, niet op schrift, maar dat ik het daar in kan zien. De
wethouder zegt dat hij dat al eerder zei. Ik zie dat niet in de notulen terug,
kan me het ook niet herinneren. Maar dat maakt nu niet meer uit. Ik wil het
verzoek van de heer Yurdakul wel ondersteunen dat de Registratiecommissie daar
nog eens naar kijkt. Ik begrijp het antwoord van de wethouder niet zo goed. Die
zegt: zij toetst niet op de wenselijkheid, dat doen wij. Nee, maar die gaat wel
over privacy en kan een oordeel vellen of dit op een goede manier wordt ingezet
en die kan ook aanbevelingen ter verbetering daarvan doen. Daar is helemaal
niets slechts aan.
De VOORZITTER geeft het woord aan de
heer Paquay.
De heer PAQUAY: Ik begrijp inderdaad
dat er een misverstand is geweest. Ik ben zelf bij die discussie geweest en dat
was heel duidelijk voor mij. Ik begrijp dat als ik nu de Sociale Dienst opbel
en zeg dat ik op enig moment inzage wil in die spullen, dat ik dan een afspraak
kan maken.
(Wethouder ABOUTALEB: Sterker
nog, ik ga zelf de directeur vragen contact met u op
te nemen zodat u op een geschikt moment langs mag komen.)
De VOORZITTER: Dan komen wij tot
afronding van de voordracht. De Raad gaat ermee akkoord? Dat is het geval.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 342
van afd. 1 van het Gemeenteblad.
Het presidium wordt overgedragen aan de heer Nederveen.